Dijkhuizen
BASISREGISTRATIE [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Dijkhuizen
Dijkhuizen
Locatie
Adres: Rootveld/ Dijkhuizenweg
Tjamsweer
Gemeente Appingedam
Provincie Groningen
Het terrein lig in de bebouwde kom van Appingedam nabij het dorp Tjamsweer en wel tussen de knik van de Dijkhuizenweg (vroeger de oude Stadsweg Groningen – Farmsum, die over de dijk liep) en het Damsterdiep (oorspronkelijk de Delf).
Adres: Rootveld/ Dijkhuizenweg
Tjamsweer
Gemeente Appingedam
Provincie Groningen
Het terrein lig in de bebouwde kom van Appingedam nabij het dorp Tjamsweer en wel tussen de knik van de Dijkhuizenweg (vroeger de oude Stadsweg Groningen – Farmsum, die over de dijk liep) en het Damsterdiep (oorspronkelijk de Delf).
Typologie
Op een schilderij met opschrift ‘Stadt Appingedam 1665’ (aanwezig in het gemeentehuis van Appingedam), geschilderd door Claes Hendericx, is Dijkhuizen links op de voorgrond afgebeeld als een een rechthoekige woontoren met drie bouwlagen, wellicht ‘eingemottet’ of als stinswier.
Op een schilderij met opschrift ‘Stadt Appingedam 1665’ (aanwezig in het gemeentehuis van Appingedam), geschilderd door Claes Hendericx, is Dijkhuizen links op de voorgrond afgebeeld als een een rechthoekige woontoren met drie bouwlagen, wellicht ‘eingemottet’ of als stinswier.
Etymologie
Het huis is waarschijnlijk genoemd naar de buurtschap Dijkhuizen en deze op haar beurt naar de dijk, waarover de stadsweg van Groningen naar Farmsum is aangelegd.
Het huis is waarschijnlijk genoemd naar de buurtschap Dijkhuizen en deze op haar beurt naar de dijk, waarover de stadsweg van Groningen naar Farmsum is aangelegd.
Huidige situatie
Het voormalige borgterrein is veranderd in een woonwijk met vrijstaande huizen doorgraven door het Balkgat.
Het voormalige borgterrein is veranderd in een woonwijk met vrijstaande huizen doorgraven door het Balkgat.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Grondgebruik:
Het terrein is overbouwd met woonhuizen en vergraven door de aanleg van het Balkgat.
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Grondgebruik:
Het terrein is overbouwd met woonhuizen en vergraven door de aanleg van het Balkgat.
Afmetingen
Op basis van de kadastrale minuut van 1830 kan worden vastgesteld dat het totale terrein ca. 70 x 70 m. heeft gemeten.
Op basis van de kadastrale minuut van 1830 kan worden vastgesteld dat het totale terrein ca. 70 x 70 m. heeft gemeten.
Oudste vermelding
Datum: 1467, 24 juni
Bron: Ostfriesisches Urkundenbuch, nr. 850.
Focko Ukkena’s kleindochter Theda, gravin van Oost-Friesland vermeldt in haar ‘Klagepunkte’ van 24 juni 1467: ‘Tom veerden van dem huse to Dyckhusen, dat unse grotevader timmeren ledt, und wedder vorstoeret wordt van de stadt Groningen’.
Datum: 1467, 24 juni
Bron: Ostfriesisches Urkundenbuch, nr. 850.
Focko Ukkena’s kleindochter Theda, gravin van Oost-Friesland vermeldt in haar ‘Klagepunkte’ van 24 juni 1467: ‘Tom veerden van dem huse to Dyckhusen, dat unse grotevader timmeren ledt, und wedder vorstoeret wordt van de stadt Groningen’.
Bezitsgeschiedenis
De in 1380 en 1385 genoemde Sjabbe to Garreweer was hoofdeling te Garreweer en Dijkhuizen. In 1411 trouwde Focko Ukena, na het overlijden van zijn eerste vrouw, met de dochter van Sjabbe, Hiddeke van Wijtwerd. Zij stelde haar man in het bezit van Garreweer, Oosterwijtwerd en Dijkhuizen. Hun dochter Bauwe huwde met Ewe Ewesma (=Ewsum), die zich ‘hoeftling to Dyckhuusen’ noemde. Na hun overlijden kwam Dijkhuizen aan haar zuster Ulske. Zij trouwde op haar beurt met Unico Ripperda van Farmsum. Waarschijnlijk stond er toen een huis, aangezien dat in 1467 genoemd wordt als 'dem huse to Dyckhusen'. Hun dochter Hille erfde het huis. Haar broer Eggerick Ripperda kreeg het huis bij zijn huwelijk in 1500 met de stiefdochter van Hille. Hij vertrok vanwege oorlogshandelingen in het Groningse naar het bezit van zijn moeder, Boxbergen in Overijssel. Zijn zoon Unico Ripperda, getrouwd met Judith van Twickelo volgde hem in dezen op. Dijkhuizen bleef in bezit van de familie Ripperda. Eind 16e eeuw verbleven er nog Ripperda’s. Daarna woonde er waarschijnlijk niemand meer. In 1737 werd het land waarop de ruïne Dijkhuizen stond door Friedrich Nicolaus Ripperda van Ellerborgh (5e generatie na Unico) verkocht aan Margaretha Elisabeth Ripperda, vrouwe van Oosterwijtwerd (4e generatie na Unico). Na haar dood in 1738 verkocht Friedrich de resten van Dijkhuizen opnieuw. ‘Over de puinhoopen en het recht van afbreken’ is tussen 1741 en 1743 nog een proces gevoerd voor de Hoge Justitiekamer van Stad en Lande tussen enige leden van de familie Ripperda. In 1754 kwam er een einde aan de beklemde landerijen. In 1762 werd op het terrein van het voormalige Dijkhuizen een zaagmolen gebouwd. Na afbraak in 1931 kwam er een vlasverwerkingsfabriek. Thans is het terrein overbouwd met woonhuizen en vergraven door de aanleg van het Balkgat.
De in 1380 en 1385 genoemde Sjabbe to Garreweer was hoofdeling te Garreweer en Dijkhuizen. In 1411 trouwde Focko Ukena, na het overlijden van zijn eerste vrouw, met de dochter van Sjabbe, Hiddeke van Wijtwerd. Zij stelde haar man in het bezit van Garreweer, Oosterwijtwerd en Dijkhuizen. Hun dochter Bauwe huwde met Ewe Ewesma (=Ewsum), die zich ‘hoeftling to Dyckhuusen’ noemde. Na hun overlijden kwam Dijkhuizen aan haar zuster Ulske. Zij trouwde op haar beurt met Unico Ripperda van Farmsum. Waarschijnlijk stond er toen een huis, aangezien dat in 1467 genoemd wordt als 'dem huse to Dyckhusen'. Hun dochter Hille erfde het huis. Haar broer Eggerick Ripperda kreeg het huis bij zijn huwelijk in 1500 met de stiefdochter van Hille. Hij vertrok vanwege oorlogshandelingen in het Groningse naar het bezit van zijn moeder, Boxbergen in Overijssel. Zijn zoon Unico Ripperda, getrouwd met Judith van Twickelo volgde hem in dezen op. Dijkhuizen bleef in bezit van de familie Ripperda. Eind 16e eeuw verbleven er nog Ripperda’s. Daarna woonde er waarschijnlijk niemand meer. In 1737 werd het land waarop de ruïne Dijkhuizen stond door Friedrich Nicolaus Ripperda van Ellerborgh (5e generatie na Unico) verkocht aan Margaretha Elisabeth Ripperda, vrouwe van Oosterwijtwerd (4e generatie na Unico). Na haar dood in 1738 verkocht Friedrich de resten van Dijkhuizen opnieuw. ‘Over de puinhoopen en het recht van afbreken’ is tussen 1741 en 1743 nog een proces gevoerd voor de Hoge Justitiekamer van Stad en Lande tussen enige leden van de familie Ripperda. In 1754 kwam er een einde aan de beklemde landerijen. In 1762 werd op het terrein van het voormalige Dijkhuizen een zaagmolen gebouwd. Na afbraak in 1931 kwam er een vlasverwerkingsfabriek. Thans is het terrein overbouwd met woonhuizen en vergraven door de aanleg van het Balkgat.
Bouwgeschiedenis
Volgens het ‘Klageschrift’ uit 1467 van Theda, gravin van Oost-Friesland en kleindochter van Focko Ukena uit zijn eerste huwelijk, heeft haar grootvader Dijkhuizen laten bouwen. Echter Dijkhuizen is waarschijnlijk ouder. De dijk, waarover de Stadsweg / Dijkhuizenweg ligt, vertoont op de plek waar Dijkhuizen lag een grote knik, wat erop duidt dat de dijk om het terrein heen is gelegd.Sjabbe van Garreweer, genoemd tussen 1380 en 1385, noemde zich hoofdeling te Dijkhuizen. Toch ging het kasteel pas een rol spelen, toen Focko Ukena het bezat. In de strijd tussen Focko en de Groningers is het huis door de laatstgenoemden verwoest. Daarna is het weer hersteld, want Focko is er overleden (1435 / 1436?). In 1452 is het opnieuw ‘onklaar’, want er moet een erfscheiding plaatsvinden tussen Ulske en Bauwe zodra Dijkhuizen weer ‘getimmerd’ is. In 1475 vond er een telling van stenen plaats ten gevolge van een erfeniskwestie. Er was toen sprake van dikke muren, ‘overste verdupinge, tweën oversten boenen (= de twee bovenste zolders), nederste woninge (= benedenverdieping), thoren, poerte, zael, de koekene’ en kelders. In 1499 werd het kasteel tijdens oorlogshandelingen beschoten, idem in 1500. Het kasteel kon echter niet worden ingenomen, omdat het versterkt was met een bolwerk en een staketsel. Echter in 1501moest Eggerick Ripperda zich met 25 man overgeven en werd het kasteel in brand gestoken. In 1504 was het weer opgebouwd, daar hertog George van Saksen er door de Ommelander adel werd ingehuldigd. In 1514 waren er opnieuw oorlogshandelingen in en bij Appingedam en verlieten de Ripperda’s het kasteel voor Boxbergen e.a. huizen in Overijssel. Op de kaart van Jacob van Deventer van Appingedam zijn op de plek van Dijkhuizen een aantal gebouwen aangegeven, helaas microscopisch klein. In 1568 diende Dijkhuizen als werfdepot en tijdelijke kazerne voor de aangezworen troepen van graaf Lodewijk van Nassau (‘ he den 11 Maij elff goede venl (=vendels) soldaten bij den Dam to Dijkckhusen … gemonstert und geediget hefft’).Langzamerhand moet het tot een ruïne zijn vervallen. Op het schilderij uit 1665 en de 18e eeuwse tekening staat het als zodanig afgebeeld. Ca. 1731 vermeldt Andries Schoemaker in zijn ‘Afbeeldinge en Korte Beschrijving van Groningen en Ommelanden ‘ ‘synde van dit slod Dijkhuysen nu noch tegenwoordig maar een stuck van den Zuyder muur overig, waarover vele inwoners van Groningerland twisten: en niet weten; waarvan dat stuck muurs syn oorspronck van heeft’. In 1738 werd het laatste brok muurwerk verkocht en afgebroken tot en met de fundamenten. Deze bleken aan de voet 14 à 15 voet dik. Er is ook een, in de literatuur aan T. Beckeringh toegeschreven, achttiende-eeuwse afbeelding van 'de ruïne van Dijkhuizen'. De daar afgebeelde ruïneuze toren lijkt mogelijk rond te zijn geweest, en op de hoek van een groter gebouw te hebben gestaan. Daarmee wijkt de ruïne zoveel af van de ruïne van een solitaire toren op het schilderij uit 1665 dat het hier waarschijnlijk om een fantasietekening gaat, wellicht gemaakt na het volledig verdwijnen van de rüïne. Van der Aa geeft aan dat op de plek van Dijkhuizen een heuvelachtig heideveld ligt. Een aantal jaren voor 1935 is de niet erg hoge wierde afgegraven.Inmiddels is het terrein overbouwd met woonhuizen en vergraven door de aanleg van het Balkgat.
Volgens het ‘Klageschrift’ uit 1467 van Theda, gravin van Oost-Friesland en kleindochter van Focko Ukena uit zijn eerste huwelijk, heeft haar grootvader Dijkhuizen laten bouwen. Echter Dijkhuizen is waarschijnlijk ouder. De dijk, waarover de Stadsweg / Dijkhuizenweg ligt, vertoont op de plek waar Dijkhuizen lag een grote knik, wat erop duidt dat de dijk om het terrein heen is gelegd.Sjabbe van Garreweer, genoemd tussen 1380 en 1385, noemde zich hoofdeling te Dijkhuizen. Toch ging het kasteel pas een rol spelen, toen Focko Ukena het bezat. In de strijd tussen Focko en de Groningers is het huis door de laatstgenoemden verwoest. Daarna is het weer hersteld, want Focko is er overleden (1435 / 1436?). In 1452 is het opnieuw ‘onklaar’, want er moet een erfscheiding plaatsvinden tussen Ulske en Bauwe zodra Dijkhuizen weer ‘getimmerd’ is. In 1475 vond er een telling van stenen plaats ten gevolge van een erfeniskwestie. Er was toen sprake van dikke muren, ‘overste verdupinge, tweën oversten boenen (= de twee bovenste zolders), nederste woninge (= benedenverdieping), thoren, poerte, zael, de koekene’ en kelders. In 1499 werd het kasteel tijdens oorlogshandelingen beschoten, idem in 1500. Het kasteel kon echter niet worden ingenomen, omdat het versterkt was met een bolwerk en een staketsel. Echter in 1501moest Eggerick Ripperda zich met 25 man overgeven en werd het kasteel in brand gestoken. In 1504 was het weer opgebouwd, daar hertog George van Saksen er door de Ommelander adel werd ingehuldigd. In 1514 waren er opnieuw oorlogshandelingen in en bij Appingedam en verlieten de Ripperda’s het kasteel voor Boxbergen e.a. huizen in Overijssel. Op de kaart van Jacob van Deventer van Appingedam zijn op de plek van Dijkhuizen een aantal gebouwen aangegeven, helaas microscopisch klein. In 1568 diende Dijkhuizen als werfdepot en tijdelijke kazerne voor de aangezworen troepen van graaf Lodewijk van Nassau (‘ he den 11 Maij elff goede venl (=vendels) soldaten bij den Dam to Dijkckhusen … gemonstert und geediget hefft’).Langzamerhand moet het tot een ruïne zijn vervallen. Op het schilderij uit 1665 en de 18e eeuwse tekening staat het als zodanig afgebeeld. Ca. 1731 vermeldt Andries Schoemaker in zijn ‘Afbeeldinge en Korte Beschrijving van Groningen en Ommelanden ‘ ‘synde van dit slod Dijkhuysen nu noch tegenwoordig maar een stuck van den Zuyder muur overig, waarover vele inwoners van Groningerland twisten: en niet weten; waarvan dat stuck muurs syn oorspronck van heeft’. In 1738 werd het laatste brok muurwerk verkocht en afgebroken tot en met de fundamenten. Deze bleken aan de voet 14 à 15 voet dik. Er is ook een, in de literatuur aan T. Beckeringh toegeschreven, achttiende-eeuwse afbeelding van 'de ruïne van Dijkhuizen'. De daar afgebeelde ruïneuze toren lijkt mogelijk rond te zijn geweest, en op de hoek van een groter gebouw te hebben gestaan. Daarmee wijkt de ruïne zoveel af van de ruïne van een solitaire toren op het schilderij uit 1665 dat het hier waarschijnlijk om een fantasietekening gaat, wellicht gemaakt na het volledig verdwijnen van de rüïne. Van der Aa geeft aan dat op de plek van Dijkhuizen een heuvelachtig heideveld ligt. Een aantal jaren voor 1935 is de niet erg hoge wierde afgegraven.Inmiddels is het terrein overbouwd met woonhuizen en vergraven door de aanleg van het Balkgat.
Afbeeldingen
- Plattegrond van Appingedam, gemaakt door Jacob van Deventer omstreeks 1568, Hoft, 1990, 19 en Hoft, 2007, 10. Bij de knik in de Stadsweg zijn enkele gebouwen aangegeven, ‘microscopisch klein’. Broek, ten, 1935, I, p. 87, 88.- Schilderij van Claes Hendericx met opschrift ‘Stadt Appingedam 1665’, voorstellend het gezicht op Appingedam met ruïne Dijkhuizen, eigendom van de gemeente Appingedam, Hoft, 1990, p. 30.- Tekening van de ruïne Dijkhuizen naar een 18e-eeuwse tekening van een onbekende tekenaar. Hoft (2007, p.33) schrijft deze toe aan T. Beckeringh, gemaakt voor zijn kaart van de provincie Groningen [waarschijnlijk fantasietekening].- ‘Teeckening van den plattengrond der Stad Appingedam, geteekend door W.J.Steenhuis, 1833’ ( in het gemeentehuis van Appingedam). De plek van Dijkhuizen wordt door een symbool weergegeven, Hoft, 1990, p.33.- Geannoteerde kadastrale minuten uit 1830, Dijkhuizen, Appingedam, sectie H 1, nrs. 17-23, afgebeeld in Formsma e.a., 1973, p. 389-390.
- Plattegrond van Appingedam, gemaakt door Jacob van Deventer omstreeks 1568, Hoft, 1990, 19 en Hoft, 2007, 10. Bij de knik in de Stadsweg zijn enkele gebouwen aangegeven, ‘microscopisch klein’. Broek, ten, 1935, I, p. 87, 88.- Schilderij van Claes Hendericx met opschrift ‘Stadt Appingedam 1665’, voorstellend het gezicht op Appingedam met ruïne Dijkhuizen, eigendom van de gemeente Appingedam, Hoft, 1990, p. 30.- Tekening van de ruïne Dijkhuizen naar een 18e-eeuwse tekening van een onbekende tekenaar. Hoft (2007, p.33) schrijft deze toe aan T. Beckeringh, gemaakt voor zijn kaart van de provincie Groningen [waarschijnlijk fantasietekening].- ‘Teeckening van den plattengrond der Stad Appingedam, geteekend door W.J.Steenhuis, 1833’ ( in het gemeentehuis van Appingedam). De plek van Dijkhuizen wordt door een symbool weergegeven, Hoft, 1990, p.33.- Geannoteerde kadastrale minuten uit 1830, Dijkhuizen, Appingedam, sectie H 1, nrs. 17-23, afgebeeld in Formsma e.a., 1973, p. 389-390.
Bronnen
Beninghe, Sicke, 1725, ‘Chronickel der Vriescher Landen, en der stadt Groningen’, in: Analecta medii aevi ofte oude en nooit voorheen gedrukte Nederlandsche geschiedenisboeken, eerste deel, uitgegeven door M. Brouerius van Nidek, Amsterdam, p. 43 – 45 en 56. Schoemaker, Andries, Ca. 1731, Afbeeldinge en korte beschrijving van Groningen en Ommelanden, RHC Groninger Archieven, Toegang 835, inv. nr. 477, p. 121 RHC Groninger Archieven, Huis Archief Farmsum, reg. nr. 102 en 165 RHC Groninger Archieven, Hoge Justitiekamer, Toegang 136, inv. nr. 969, p. 142, nr. 971, p. 245 en 259. Ostfriesisches Urkundenbuch, 1878, Friedlaender, E, Herausgeber, Erster Band 787 – 1470, Emden, p. 739: nr. 850.
Beninghe, Sicke, 1725, ‘Chronickel der Vriescher Landen, en der stadt Groningen’, in: Analecta medii aevi ofte oude en nooit voorheen gedrukte Nederlandsche geschiedenisboeken, eerste deel, uitgegeven door M. Brouerius van Nidek, Amsterdam, p. 43 – 45 en 56. Schoemaker, Andries, Ca. 1731, Afbeeldinge en korte beschrijving van Groningen en Ommelanden, RHC Groninger Archieven, Toegang 835, inv. nr. 477, p. 121 RHC Groninger Archieven, Huis Archief Farmsum, reg. nr. 102 en 165 RHC Groninger Archieven, Hoge Justitiekamer, Toegang 136, inv. nr. 969, p. 142, nr. 971, p. 245 en 259. Ostfriesisches Urkundenbuch, 1878, Friedlaender, E, Herausgeber, Erster Band 787 – 1470, Emden, p. 739: nr. 850.
Literatuur
Aa, A.J. van der, 1841, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, 3, Gorinchem, p. 335Alma, R.H., 1997, ‘ Dijkhuizen bij Appingedam’, in: Nieuwsbrief Kastelenlexicon Groningen 97/ 0, z. pl., p. 9Alma, R.H., 1998, ‘Overzicht van de oudste generaties van het geslacht Ripperda’, in: Nieuwsbrief Kastelenlexicon Groningen, 98/ 1, z. pl. p. 5Alma, R., 2005, ‘Adel en boeren rond Appingedam in de late Middeleeuwen’, in: Emmelkamp, J.E., De historie van boerderijen en molens in de gemeente Appingedam, Bedum, p. 26, 28 Broek, M. ten, 1935, ‘Drie borgen bij Appingedam (Garreweer, Dijkhuizen en Wijtwerd) I’, in: Groningsche Volksalmanak, p. 1 – 90.Broek, M. ten, 1936, ‘Drie borgen bij Appingedam (Garreweer, Dijkhuizen en Wijtwerd) II’, in: Groningsche Volksalmanak, p. 28, 43, 47 – 52, 61 – 62, 79 Emmelkamp, J.E., 2005, De historie van boerderijen en molens in de gemeente Appingedam, Bedum, p. 225 – 227, 566 en 567. Feith, J.A.,1979, De Ommelander Borgen en haar Bewoners in de 17e en 18e eeuw, Groningen, p. 89-90. Formsma, W.J., R.A. Luitjens-Dijkveld Stol en A.Pathuis,1973, De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Assen, p. 14, 322, 389-391.Hoft, A., 1990, Vissen rond de Floem. Een bijdrage tot het historisch-topografisch onderzoek van de ontwikkeling van de stad Appingedam tot 1810, Groningen, p. 19, 30, 33, 35 en 38.Hoft, A., 2007, Damster toponiemen. Buurtschappen, straatnamen, pleinen, terreinen, bruggen en wateren in de gemeente Appingdam, Bedum, p. 10, 33, 119, 136 - 137 + losse kaart.Meijering, J.J. en A. Spakman, 1985, Archeologische en cultuurhistorische terreinen in de provincie Groningen en hun mogelijkheden voor bestemming, inrichting, aankoop en beheer. Milieu- en landschapsonderzoek p.p.d.-Groningen, kaartenbijlage, kaart 3Overdiep, G., 1995, Catalogus bij de tentoonstelling: De geschiedenis van het Damsterdiep, georganiseerd door de Vereniging van Vrienden van het Museum voor Groningse Geschiedenis, z. pl., p. 23, nr. 54
Aa, A.J. van der, 1841, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, 3, Gorinchem, p. 335Alma, R.H., 1997, ‘ Dijkhuizen bij Appingedam’, in: Nieuwsbrief Kastelenlexicon Groningen 97/ 0, z. pl., p. 9Alma, R.H., 1998, ‘Overzicht van de oudste generaties van het geslacht Ripperda’, in: Nieuwsbrief Kastelenlexicon Groningen, 98/ 1, z. pl. p. 5Alma, R., 2005, ‘Adel en boeren rond Appingedam in de late Middeleeuwen’, in: Emmelkamp, J.E., De historie van boerderijen en molens in de gemeente Appingedam, Bedum, p. 26, 28 Broek, M. ten, 1935, ‘Drie borgen bij Appingedam (Garreweer, Dijkhuizen en Wijtwerd) I’, in: Groningsche Volksalmanak, p. 1 – 90.Broek, M. ten, 1936, ‘Drie borgen bij Appingedam (Garreweer, Dijkhuizen en Wijtwerd) II’, in: Groningsche Volksalmanak, p. 28, 43, 47 – 52, 61 – 62, 79 Emmelkamp, J.E., 2005, De historie van boerderijen en molens in de gemeente Appingedam, Bedum, p. 225 – 227, 566 en 567. Feith, J.A.,1979, De Ommelander Borgen en haar Bewoners in de 17e en 18e eeuw, Groningen, p. 89-90. Formsma, W.J., R.A. Luitjens-Dijkveld Stol en A.Pathuis,1973, De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Assen, p. 14, 322, 389-391.Hoft, A., 1990, Vissen rond de Floem. Een bijdrage tot het historisch-topografisch onderzoek van de ontwikkeling van de stad Appingedam tot 1810, Groningen, p. 19, 30, 33, 35 en 38.Hoft, A., 2007, Damster toponiemen. Buurtschappen, straatnamen, pleinen, terreinen, bruggen en wateren in de gemeente Appingdam, Bedum, p. 10, 33, 119, 136 - 137 + losse kaart.Meijering, J.J. en A. Spakman, 1985, Archeologische en cultuurhistorische terreinen in de provincie Groningen en hun mogelijkheden voor bestemming, inrichting, aankoop en beheer. Milieu- en landschapsonderzoek p.p.d.-Groningen, kaartenbijlage, kaart 3Overdiep, G., 1995, Catalogus bij de tentoonstelling: De geschiedenis van het Damsterdiep, georganiseerd door de Vereniging van Vrienden van het Museum voor Groningse Geschiedenis, z. pl., p. 23, nr. 54
Documentatie
Bescherming gebouw
Status:
Status:
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan: J (Bestemmingsplan Stad Appingedam, vastgesteld 19-06-2013. (http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?dossierid=NL.IMRO.0003.STADAPPINGEDAM , geraadpleegd 19-09-2014))
Bestemming:
Bestemming: (Water)
Bestemmingsplan: J (Bestemmingsplan Stad Appingedam, vastgesteld 19-06-2013. (http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?dossierid=NL.IMRO.0003.STADAPPINGEDAM , geraadpleegd 19-09-2014))
Bestemming:
Bestemming: (Water)
Auteur en datum
Auteur: F.R. Hijszeler en J.W. van den Heuvel
Beschrijving gemaakt: 01-04-2009
Auteur: F.R. Hijszeler en J.W. van den Heuvel
Beschrijving gemaakt: 01-04-2009
Bouwhistorisch onderzoek RCE
N.v.t.
N.v.t.
Archeologisch onderzoek RCE
N.v.t.
N.v.t.
Overig onderzoek
R.H. Alma, archiefonderzoek, 1997-1998.
R.H. Alma, archiefonderzoek, 1997-1998.
Geomorfologische codering
B- Bebouwing
B- Bebouwing
Bodemkundige codering
h| Bebouw - Bebouwing
h| Bebouw - Bebouwing
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.