Adrichem
IN BEWERKING [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Adrichem
Adrichem
Locatie
Adres: N.v.t.
Velsen
Gemeente Velsen
Provincie Noord-Holland
Nog verder invullen. Zie bij de bezitsgeschiedenis, er zijn wel gegevens over dit object!
Adres: N.v.t.
Velsen
Gemeente Velsen
Provincie Noord-Holland
Nog verder invullen. Zie bij de bezitsgeschiedenis, er zijn wel gegevens over dit object!
Typologie
Etymologie
Huidige situatie
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Afmetingen
Oudste vermelding
Datum:
Bron:
Datum:
Bron:
Bezitsgeschiedenis
Dit artikel is geschreven door Richard van Dorp. Hij schrijft wekelijks een artikel over de geschiedenis van Velsen en omstreken. http://www.dichtbij.nl/noord-kennemerland/regionaal-nieuws/artikel/3705325/historisch-velsen-43-kasteel-adrichem.aspx (geraadpleegd 26-3-2015) BEVERWIJK - Al in de 8e eeuw is er sprake van een versterkte hoeve “Adrichem”. Het is niet duidelijk of er verband bestaat tussen deze hoeve en het kasteel wat in de 2e helft van de 13e eeuw ontstond. In de eerste helft van de 14e eeuw werd het kasteel bewoond door Dirk van Valkenburg. Uit het wapen blijkt dat hij een bestaard van de Brederode was. Voor Dirk van Valkenburg werd het kasteel bewoond door Volkert Justus Swaanswijk met zijn echtgenote Lescia Anneliese Daniella Tinnemans. Helaas is van bovenstaande namen verder niets bekend toen zij het kasteel bewoondenDe naam Adrichem kwam in de geschiedenis rond 722 naar voren en betekend "bescherming biedend huis" het was dan ook in aanvang een ompaalde nederzetting met economisch én militair karakter, het diende ter bescherming van vijandelijke aanvallen. Rond Adrichem is Beverwijk ontstaan. Het geslacht voert in persoon in rechte lijn terug tot aan circa 990 en komt voort uit de stam van Holland. Het heeft verschillende huizen bewoond zoals Teylingen, Brederode, De Scooten, Heemstede/ Bloemendaal ofte `t Opstalsrecht, `t Elswout en natuurlijk Adrichem waarvan thans nog de oprijlaan en boerderij bewaard zijn gebleven. Het Partycentrum Adrichem is gehuisvest in de uit 1857 stammende Hoeve Adrichem, gelegen aan de Adrichemlaan te Beverwijk. De naam van deze voormalige boerderij komt voort uit het gelijknamige kasteel dat in de directe omgeving aan de Sint Aagtendijk heeft gestaan: het Kasteel Adrichem. Ongeveer twee kilometer ten oosten van Beverwijk lag de nederzetting Adrichem, in 1102-1105 Adrichaim naar een bron uit 719-739: heem of woonplaats van Adrik. Later is het Huis te Adrichem hiernaar genoemd. Bewoners of werknemers ter plaatse hebben zich vervolgens (Van) Adrichem genoemd. Er zijn vijf takken bekend welke met de grondstam verbonden zijn namelijk: van Adrichem (oorsprong), van Adrichem vanuit van Dijck (Delft & Zuid-Holland), van Adrichem via van `t Opstall (den Dijcere) , van Adrichem-Bogaert en van Adrichem van Dorp, later van Hoogendorp. Er zijn in de loop der eeuwen zijn er verschillendefamiliewapens gevoerd, afhankelijk van bewoning, politiek en/of inhuwen. Kasteel Adrichem, zoals het op de kaart van Brouwerius van Niedek uit het jaar 1728 is te zien (zie foto), was het gelegen in Wijk aan Duin (toen nog Wyk aen ’t Duin) aan de St. Aechtendyk enerzijds en de Hof Landerweg anderzijds. Het was een omvangrijk landgoed. De ingang van het geheel lag via een lange oprijlaan aan de Hof Landerweg en het kasteel zelf was omgeven door een gracht en verschillende boomgaarden en tuinen. Uit een beschrijving van bezittingen uit 1808 kunnen we melden dat er rondom het kasteel “Capitale Appelen, Peren- en Kersen boomgaarden en een extra groote moes- en broeituin met een annanas-bak, verschillende perziken, abrikozen en druivenkassen, een menagerie, goudvissenkom en vijvers, Engelse plantsoenen met inlandsche en vreemde gewassen, grasparterres en slingerlanen gelegen” waren. Tegenwoordig is er helaas van deze tuinen niets meer van terug te vinden! Het kasteel Adrichem komt echter na 1399 niet voor in de grafelijke leenregisters, aangezien het een eigen goed was geworden en geen leengoed meer was. Voor de gegevens van na 1400 ben ik dus afhankelijk van verkoopaktes en testamenten om het uit te zoeken. Van voor 1400 ben ik te weten gekomen dat op 26 november 1365 Willem van Valkenburg zijn leengoed heeft verkocht aan Floris van Adrichem. Uit een toelichting op deze overdracht door de Graaf van Bloys (Heer van Beverwijk) ben ik erachter gekomen dat Willem en zijn vader Dirk van Valkenburg het leengoed al heel lang in erfpacht hadden. Het goed wordt namelijk omschreven als “'die husinge, hofstede en lant daertoe behorende, gelegen in onsen heerlijckheid van Beverwijk, in ’t Vrijtgers”. Willem stond waarschijnlijk in goede gunst bij de Graaf van Bloys, aangezien het erfpacht werd omgezet in een onsterfelijk leen, wat het voor Willem namelijk mogelijk maakte om het leen te verkopen. Aangezien dat de koper, heer Floris van Adrichem, Baljuw en Rentmeester van Graaf Jan van Bloys was, had Floris nu immers een geschikte woning om zijn ambts-bezigheden te kunnen uitoefenen. Het huis kon ook tevens dienen als een verblijfplaats voor de Graaf, waneer deze zijn Noordelijke bezittingen bezocht. De Graaf woonde namelijk niet in Wijk aan Duin maar op zijn kasteel in Gouda. De Graaf heeft hoogstwaarschijnlijk een adviserende en mischien ook wel een dwingende rol gespeeld in de verkoop van het huis. Uit een nog bewaard gebleven rekening dat in de Gemeente Archieven ligt, blijkt dat de Graaf inderdaad bijna een gehele maand in het huis van Floris heeft gewoond, namelijk van 8 januari tot 1 februari 1367. Om het huis te kunnen verwarmen gedurende de windermaanden bracht ene Vrederic Hannenz een wagen met turf naar het huis toe. Een tweede bezoek van de Graaf heeft plaats gevonden in 1381/1382. Heer Floris had toen haring ingeslagen om zijn gast te trakteren. Graaf Guy van Bloys, de broer en tevens opvolger van Jan van Bloys welke overleed in 1381, heeft in de nacht van 8 op 9 maart 1389 in Kasteel Adrichem overnacht. Hij en zijn vrouw verbleven op het Kasteel Heemstede en waren onderweg naar Egmond voor een bezoek aan de Abt van het klooster aldaar. De Graaf bleek dus gewoon te reizen met een groot gevolg. Men ging op weg met niet minder dan 37 wagens, welke “myn heren, die vrouwen, ‘t ghesinde, camer ghewant en alrehande provance voerden van Hemstede in den Wijc”. Echter wegens hun zwaarlijvigheid reisden de Graaf Guy en zijn Gemalin bovendien, zoals hun gewoonte was, ieder in een afzonderlijke wagen. In 1397 overleed Guy van Bloys zonder erfgenamen. Al zijn bezittingen die hij had in Zeeland en Holland vervielen echter aan de Graaf van Holland, op dat moment was dat Hertog Albrecht van Beieren. Floris van Adrichem is ook waarschijnlijk overleden in 1397, aangezien zijn zoon, ook Floris geheten, op 16 februari 1398 een uitstel van belening kreeg. Aangezien deze belening al binnen een jaar na het overlijden moest gevraagd worden is dit wel een redelijke veronderstelling. Kasteel Adrichem werd in 1399 in eigendom gegeven aan Floris van Adrichem. Dit gebeurde op voorspraak van Sijmon van Zaenden, de schoonvader van Floris. Blijkbaar had deze gebeurtenis heel wat invloed op de Hertog want vanaf dat moment is het Ksteel Adrichem uit het grafelijke leengoederenregister verdwenen. Uit een overdachtsakte is op te maken dat Floris een Baljuw was en bovendien ook Rentmeester over een deel van de goederen van Bloys, die nu echter in het bezit waren van de Hertog. Uit de gerechteelijke stukken blijkt ook nogeens dat Floris bovendien samen met zijn broer Claas vervolgd werd voor doodslag op ene mevr. Nanna Jansz. Op 20 februari 1400 kregen Floris en zijn broer Claas hiervoor echter vergiffenis. Het werd hem daarna niet nagedragen, want op 8 maart 1400 werd hij beleend met de ambachts-heerlijkeden Akendam (tegenwoordig Schoten, Haarlem), Hofland (waarschijnlijk in Wijk aan Duin, Hoflanderweg) en Liede (Haarlemmerliede). In 1415 werd echter de schoonvader van Floris, Sijmon van Zaenden, vermoord. Floris en zijn twee zonen traden op voor de nabestaanden. Notitie bij Claas: Op 8 maart 1400, na den loop van den Hove: Hertog Aelbrecht verlyt Claes van Adrichem met twaalf pond Hollands jaarlijks uit de Renten in de Wijk, welke hij van de Grave van Bloys plag te houden ten onversterfelijke erfleen (ARA Reg. Blois XV 1396-1403 Cas E fol 75;Ifol. 183, 270. De ambachts-heerlijkheden Akendam, Liede en Hofland gingen op 18 mei 1413 over op Simon van Adrichem, na het overlijden van zijn beide ouders, zijn moeder stierf in 1412 en zijn vader stierf in 1412. Het Kasteel Adrichem was echter eigendom, wat hiervan de reden was dat het niet genoemd werd in de akte. In 1476 moest Nicolaas van Adrichem (zoon van Floris de Scoten van Adrichem en Brechta van Rollant) vluchtten voor het oorloggweld. Mogelijk is toen het kasteel verwoest. Nicolaas (Claes) trouwde met Geertruijt (Gertrudis) van Diemen. Geertruijt (Gertrudis) is overleden op 13 juli 1342. Van Simon van Adrichem en zijn echtgenote Lijsbeth van Duvenvoorde zijn in die tijd portretten gemaakt zodat je een voorstelling kunt maken hoe zij er in die tijd hebben uitgezien. Op de achterzijde van het portret van Simon staat te lezen: “Die edele Simon van Adrichem, die sterf anno 1482 begraven te Beverwijk”. Dit is echter niet helemaal juist, want volgens de Gemeente archieven werd Simon in 1487 nog beleend met 12 pond rente van Beverwijk. Hij is dus later gestorven dan de vermelding dat op het portret staat. In 1488 verkreeg zijn zoon Arend recht op de rente. Simon moet dus ongeveer rond het jaar 1487 en 1488 zijn overleden en niet in 1482. Het portret van Simon van Adrichem hangt in het “Galleria Rizzi” in Sestri Levante, een plaatsje in de provincie Genua, Italië. Hoe het daar ooit is terrecht gekomen is helaas niet bekend. Het portret van Lijsbeth van Duvenvoorde (ca 1430) op perkament (in bruikleen van het Haagse Mauritshuis) hangt in het Rijksmuseum te Amsterdam. Op dit portret staat als opschrift: “afbeeltsel van juffr. Lijsbeth van Duvoorde heer Dircksdochter. Sij troude den 19 Meert 1430 aan Sijmon van Adrichem, ridder, heer Floriszoon, en sterf op ons Heeren Hemelvaertsavond anno 1472, en is begraven in in 't Reguliersconvent voor het H. Cruijsautaer dat hij hadde doen maken”. In haar hand houdt Lijsbeth een band met een spreuk vast waarop de tekst: “i verdriet lange te hopen. Wie is hi die sijn hert houdt open?” of in hedendaags Nederlands vertaald: “Ik heb lang gesmacht; wie is het die zijn hart voor mij zal openen?” Het antwoord is natuurlijk Simon (van Adrichem), wiens naam met een S begint, uitgebeeld in de S-vorm van de bandenrol. Een bandenrol is een langwerpige band met een opschrift dat heel vroeger vaak gebruikt werd. Vooral in de Middeleeuwen werden bandenrollen op schilderijen en andere kunstwerken afgebeeld, zoals bijvoorbeeld een familiewapen. Op één van de portretten staat rechts bovenin haar familiewapen, met daarnaast het wapen van haar echtgenote. Het is tevens één van de oudste portretten in de Hollandse schilderkunst, gemaakt omstreeks 1430. Er bestond ook nog een tegenhanger van dat schilderij. Dit schilderij, een portret van de jonge Simon die ook zo’n bandenrol droeg, is helaas aan het begin van de vorige eeuw spoorloos verdwenen. Op zijn bandenrol (in de vorm van een L) zou dan gestaan hebben: “Mi bange seret, wi is hi die met minne eeret?” of in hedendaags Nederlandse vertaling: “Mijn angst doet pijn; Wie wil mij met liefde eren?”. In het museum der Schoone Kunsten te Brussel hangt een Adrichem drieluik dat is geschilderd door J.Mostaert. Een (voor)paneel is geplaatst op een Surinaamse postzegel. Het echtpaar Simon en Lijsbeth kregen drie zonen. Floris, ook Baljuw en eigenaar van het kasteel stierf kinderloos in 1500. De tweede zoon, Nicolaes, werd Abt van Egmond. De derde zoon, Arend, verkreeg namelijk Kasteel Adrichem na de dood van zijn broer Floris. Arend is in 1504 overleden. Zijn weduwe Agatha Suijs, is echter tot aan haar dood in 1538 in Kasteel Adrichem blijven wonen. Arend werd opgevolgd door zijn oudste zoon, Simon van Adrichem (vernoemd naar de vader van Arend) maar deze moet niet zo heel lang daarna overleden zijn, want op 20 maart 1507 neemt zijn jongere broer Pieter van Adrichem zijn plaats als leenman in. Echter was deze toen nog minderjarig, zodat hij de leeneed niet zelf mocht afleggen. Hij deed dit pas op 5 februari 1517. In 1526 trouwde Pieter van Adrichem met Jonkvrouwe. Adriana Ramp, maar uit dit huwelijk kwamen helaas geen kinderen voort, en hiermee stierf toen de mannelijke lijn van de familie Adrichem uit. Toen Pieter van Adrichem overleed was zijn zus, Jonkvrouwe Willemijn, zijn enige erfgename. Willemijn was toen getrouwd met mr. Lieven Anthonis Blockxen van Burgh. Deze liet het kasteel herbouwen na een flinke verwoesting op de oude fundamenten. Van deze verwoesting is verder helaas niets van bekend, maar een inval van de Friezen zou volgens de archieven hieraan de grondslag liggen. Willemijn en haar echtgenoot overleden beide in het najaar van 1556 in Zierikzee, de oorzaak van overlijden is niet bekend. Kasteel Adrichem werd toen eigendom van hun zoon, Anthonis van Burgh, die er vervolgens in 1556 een muur omheen heeft laten bouwen. Zelf woonde Anthonis echter in Amsterdam. Na de dood van Anthonis erfde zijn zoon, Cornelis Anthonisz van Burgh het kasteel. Cornelis stierf in 1618 op Kasteel Adrichem waarna het kasteel naar zijn zoon Anthonis Cornelisz over ging. Van Burgh heeft het kasteel daarna 30 jaar lang bezeten. Hij bewoonde het samen met zijn twee zusters Maria en Cornelia. Hij trouwde met de dienstmeid van zijn zuster, een zekere Aechte van Hillegom. Hun zoon François van Burgh erfde Kasteel Adrichem maar woonde meestal in Utrecht. François was driftig van aard en stierf door een messteek in 1653 tijdens een vechtpartij welke hij zelf was begonnen. De opvolger was zijn enige zoon Cornelis van Burgh die in 1664 te Utrecht trouwde met Cecilia Dierhout. Na de dood van haar echtgenoot verkocht Cecilia het kasteel in 1676 aan Hendrik Scholten, koopman en bewindhebber van de Oost Indische Compagnie, voor f 34.000,- Diens erfgenamen droegen in 1722 het huis weer over aan mr. Jacobus Trip. Jacobus liet alle trapgevels verwijderen en het kasteel kreeg toen een strak uiterlijk. Agatha Maria Pancras, die sinds 1729 weduwe was geworden van wijlen Jabobus Trip, hertrouwde met mr. Pieter Rendorp van Kasteel Marquette. Hun verkochten in 1736 het Kasteel Adrichem aan mr. Jonas Witsen. Zijn vrouw, Alberta Maria Pels, verkocht het Kasteel na de dood van haar man aan George Clifford. Diens dochter, Hester Clifford, trad op 3 mei 1789 in Beverwijk in het huwelijk met mr. Gijsbert Karel van Hogendorp. Na de dood van de beide ouders van zijn vrouw kwam het bezit in 1795 toe aan van Hogendorp. Hij probeerde het kasteel in 1805 te verkopen maar dat wilde niet lukken, dus bleef hij het kasteel bewonen. In 1809 vestigde hij zich volledig in Den Haag, waar hij in 1834 overleed. Tussen 1809 en 1812 vond echter de sloop van Kasteel Adrichem plaats, op basis van een contract dat gesloten was tussen Gijsbert Karel Graaf van Hogendorp enerzijdes en Christiaan Stumphius, een makelaar te Beverwijk anderzijds. Dit contract werd namelijk gesloten op “Den Huize van Adrichem te Wijk aan Duin” op 28 september 1809. Hieruit blijkt dus dat van Hogendorp bij zijn vertrek naar Den Haag de opdracht tot de sloop van Kasteel Adrichem heeft gegeven. Uit het kapitaalboek van de familie Hogendorp dat van circa 1827 dateert en aanwezig is in het familiearchief van Hogendorp, blijkt namelijk dat de gronden aan Gijsbert Karel nog voor het grootste deel of geheel toebehoorden. Ook de huismanswoning met een stalling ect. Genaamd “Adrichem”, gelegen in de Wijkerbroek, bekend ten Zuidoosten van de vijver van het “gewezene heerenhuis” was toen namelijk nog steeds in zijn bezit. Deze moet echter tussen 1825 en 1835 verkocht zijn. Op het terrein van de camping kan men heden ten dage nog steeds de slotgracht zien met in de oever daarvan funderingsresten van het Kasteel. In het sportpark Adrichem is een groot deel van de Beverwijkse sportvelden geconcentreerd. Onder die velden liggen echter de resten van het Kasteel Adrichem. NB. Op 7 december 1813 werd Van Hogendorp de eerste Minister van Buitenlandse zaken van het nieuwe Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden en op 21 december 1813 werd hij door Prins Willem Frederik benoemd in een commissie die tot doel had, een grondwet te ontwerpen op basis van de Schets eener Constitutie, die Van Hogendorp enkele jaren daar voor had gemaakt. De grondwet is dus niet geschreven op Kasteel Adrichem daar hij vanaf 1809 in Den Haag woonde en het kasteel in 1812 al was gesloopt. Wel is het waarschijnlijk dat de voorstudie (schets) en mogelijk een concept wel op het kasteel zijn geschreven. Het "Ontwerp van Staat" droeg oorspronkelijk de naam "Journal `d Adrichem". NB. Er bestaat echter een heel hardnekkig misverstand met betrekking tot Kasteel Adrichem. Eeuwenlang werd er aangenomen dat dit het 'kasteel' was dat door Koning Karel Martel omstreeks het jaar 730 aan Willebrord geschonken was. Dit is helaas een grove misvatting. Het bedoelde Adrichem van 730 lag in Velsen en heeft niets dan de naam gemeen met Adrichem dat in Wijk aan Duin (later gemeente Beverwijk) gelegen was. De schenking werd overigens aangeduid als de ‘Villa Adrichem’ en niet als Kasteel Adrichem. Adrichem was een van de vele kastelen die dit gebied, Holland op zijn Smalst, rijk was. Het kasteel werd in de veertiende eeuw aangelegd, een roerige periode in de geschiedenis van Kennemerland, vol oorlogen en broedertwisten. Als oranje gezinde politicus had hij weinig in de melk te brokkelen in de Bataafsche Republiek en het latere Koninkrijk Holland, de marionetstaat van de Fransen. Maar op Adrichem begon hij snode plannen te smeden. Hij bereidde er een nieuwe grondwet voor, die na de nederlaag van Frankrijk de weg vrijmaakte voor de terugkeer van de Oranjes. Zo is hij een van de grondleggers van de huidige monarchie. Na veel eigenaren te hebben gehad en tijdens oorlogen danig te hebben geleden is het kasteel uiteindelijk ergens tussen 1809 en 1812 gesloopt. Behalve een rond stukje terrein en een restant van de slotgracht is er nabij de hoeve Adrichem niets meer van te zien. Een grootschalig archeologisch onderzoek is tot nu toe helaas achterwege gebleven. In augustus 1967 werden door de droogte enkel funderingen zichtbaar in de voormalige slotgracht. In 2002 publiceerde Jean Roefstra zijn bevindingen na het uitwerken van het archeologische onderzoek uit 1967 en tussen 2000-2004, naast het historisch onderzoek. Het kasteel bleek namelijk circa 150 jaar ouder te zijn dan gedacht. Onder de funderingen van het latere kasteel Adrichem bleek een veel ouder kasteel aanwezig te zijn. Het bleek te gaan om het lang vermiste kasteel van Gerard van Velsen en zijn vader. Het raadsel waar ooit het kasteel had gestaan van een van de moordenaars van graaf Floris V was hiermee opgelost. Kasteel Adrichem was ook de plaats waar de legende van de zwanenjonkvrouw plaatsgevonden zou hebben. Volgens het Centraal Bureau voor Genealogie was Mr. Harper Maertensz, Veertigraad van Delft en gehuwd met Magdalena Jacobsdr. van Adrichem. De grootmoeder van Hugo de Groot was eveneens een van Adrichem. Er zijn naar verschillende aanleidingen te Amsterdam, Beverwijk, Delft, De Lier, Haarlem en Rotterdam straatnamen vernoemd naar Adrichem . Geraadpleegde bronnen: Bibliotheek van het Centraal Bureau voor GenealogieBibliotheek van het Algemeen Rijks ArchiefGemeente ArchiefNederlandse FamilienamenbankHistorisch Genootschap Midden-Kennemerland & Museum KennemerlandMiddeleeuwse kastelen van noord holland Jan Morren AWN Beverwijk/Heemskerk
Dit artikel is geschreven door Richard van Dorp. Hij schrijft wekelijks een artikel over de geschiedenis van Velsen en omstreken. http://www.dichtbij.nl/noord-kennemerland/regionaal-nieuws/artikel/3705325/historisch-velsen-43-kasteel-adrichem.aspx (geraadpleegd 26-3-2015) BEVERWIJK - Al in de 8e eeuw is er sprake van een versterkte hoeve “Adrichem”. Het is niet duidelijk of er verband bestaat tussen deze hoeve en het kasteel wat in de 2e helft van de 13e eeuw ontstond. In de eerste helft van de 14e eeuw werd het kasteel bewoond door Dirk van Valkenburg. Uit het wapen blijkt dat hij een bestaard van de Brederode was. Voor Dirk van Valkenburg werd het kasteel bewoond door Volkert Justus Swaanswijk met zijn echtgenote Lescia Anneliese Daniella Tinnemans. Helaas is van bovenstaande namen verder niets bekend toen zij het kasteel bewoondenDe naam Adrichem kwam in de geschiedenis rond 722 naar voren en betekend "bescherming biedend huis" het was dan ook in aanvang een ompaalde nederzetting met economisch én militair karakter, het diende ter bescherming van vijandelijke aanvallen. Rond Adrichem is Beverwijk ontstaan. Het geslacht voert in persoon in rechte lijn terug tot aan circa 990 en komt voort uit de stam van Holland. Het heeft verschillende huizen bewoond zoals Teylingen, Brederode, De Scooten, Heemstede/ Bloemendaal ofte `t Opstalsrecht, `t Elswout en natuurlijk Adrichem waarvan thans nog de oprijlaan en boerderij bewaard zijn gebleven. Het Partycentrum Adrichem is gehuisvest in de uit 1857 stammende Hoeve Adrichem, gelegen aan de Adrichemlaan te Beverwijk. De naam van deze voormalige boerderij komt voort uit het gelijknamige kasteel dat in de directe omgeving aan de Sint Aagtendijk heeft gestaan: het Kasteel Adrichem. Ongeveer twee kilometer ten oosten van Beverwijk lag de nederzetting Adrichem, in 1102-1105 Adrichaim naar een bron uit 719-739: heem of woonplaats van Adrik. Later is het Huis te Adrichem hiernaar genoemd. Bewoners of werknemers ter plaatse hebben zich vervolgens (Van) Adrichem genoemd. Er zijn vijf takken bekend welke met de grondstam verbonden zijn namelijk: van Adrichem (oorsprong), van Adrichem vanuit van Dijck (Delft & Zuid-Holland), van Adrichem via van `t Opstall (den Dijcere) , van Adrichem-Bogaert en van Adrichem van Dorp, later van Hoogendorp. Er zijn in de loop der eeuwen zijn er verschillendefamiliewapens gevoerd, afhankelijk van bewoning, politiek en/of inhuwen. Kasteel Adrichem, zoals het op de kaart van Brouwerius van Niedek uit het jaar 1728 is te zien (zie foto), was het gelegen in Wijk aan Duin (toen nog Wyk aen ’t Duin) aan de St. Aechtendyk enerzijds en de Hof Landerweg anderzijds. Het was een omvangrijk landgoed. De ingang van het geheel lag via een lange oprijlaan aan de Hof Landerweg en het kasteel zelf was omgeven door een gracht en verschillende boomgaarden en tuinen. Uit een beschrijving van bezittingen uit 1808 kunnen we melden dat er rondom het kasteel “Capitale Appelen, Peren- en Kersen boomgaarden en een extra groote moes- en broeituin met een annanas-bak, verschillende perziken, abrikozen en druivenkassen, een menagerie, goudvissenkom en vijvers, Engelse plantsoenen met inlandsche en vreemde gewassen, grasparterres en slingerlanen gelegen” waren. Tegenwoordig is er helaas van deze tuinen niets meer van terug te vinden! Het kasteel Adrichem komt echter na 1399 niet voor in de grafelijke leenregisters, aangezien het een eigen goed was geworden en geen leengoed meer was. Voor de gegevens van na 1400 ben ik dus afhankelijk van verkoopaktes en testamenten om het uit te zoeken. Van voor 1400 ben ik te weten gekomen dat op 26 november 1365 Willem van Valkenburg zijn leengoed heeft verkocht aan Floris van Adrichem. Uit een toelichting op deze overdracht door de Graaf van Bloys (Heer van Beverwijk) ben ik erachter gekomen dat Willem en zijn vader Dirk van Valkenburg het leengoed al heel lang in erfpacht hadden. Het goed wordt namelijk omschreven als “'die husinge, hofstede en lant daertoe behorende, gelegen in onsen heerlijckheid van Beverwijk, in ’t Vrijtgers”. Willem stond waarschijnlijk in goede gunst bij de Graaf van Bloys, aangezien het erfpacht werd omgezet in een onsterfelijk leen, wat het voor Willem namelijk mogelijk maakte om het leen te verkopen. Aangezien dat de koper, heer Floris van Adrichem, Baljuw en Rentmeester van Graaf Jan van Bloys was, had Floris nu immers een geschikte woning om zijn ambts-bezigheden te kunnen uitoefenen. Het huis kon ook tevens dienen als een verblijfplaats voor de Graaf, waneer deze zijn Noordelijke bezittingen bezocht. De Graaf woonde namelijk niet in Wijk aan Duin maar op zijn kasteel in Gouda. De Graaf heeft hoogstwaarschijnlijk een adviserende en mischien ook wel een dwingende rol gespeeld in de verkoop van het huis. Uit een nog bewaard gebleven rekening dat in de Gemeente Archieven ligt, blijkt dat de Graaf inderdaad bijna een gehele maand in het huis van Floris heeft gewoond, namelijk van 8 januari tot 1 februari 1367. Om het huis te kunnen verwarmen gedurende de windermaanden bracht ene Vrederic Hannenz een wagen met turf naar het huis toe. Een tweede bezoek van de Graaf heeft plaats gevonden in 1381/1382. Heer Floris had toen haring ingeslagen om zijn gast te trakteren. Graaf Guy van Bloys, de broer en tevens opvolger van Jan van Bloys welke overleed in 1381, heeft in de nacht van 8 op 9 maart 1389 in Kasteel Adrichem overnacht. Hij en zijn vrouw verbleven op het Kasteel Heemstede en waren onderweg naar Egmond voor een bezoek aan de Abt van het klooster aldaar. De Graaf bleek dus gewoon te reizen met een groot gevolg. Men ging op weg met niet minder dan 37 wagens, welke “myn heren, die vrouwen, ‘t ghesinde, camer ghewant en alrehande provance voerden van Hemstede in den Wijc”. Echter wegens hun zwaarlijvigheid reisden de Graaf Guy en zijn Gemalin bovendien, zoals hun gewoonte was, ieder in een afzonderlijke wagen. In 1397 overleed Guy van Bloys zonder erfgenamen. Al zijn bezittingen die hij had in Zeeland en Holland vervielen echter aan de Graaf van Holland, op dat moment was dat Hertog Albrecht van Beieren. Floris van Adrichem is ook waarschijnlijk overleden in 1397, aangezien zijn zoon, ook Floris geheten, op 16 februari 1398 een uitstel van belening kreeg. Aangezien deze belening al binnen een jaar na het overlijden moest gevraagd worden is dit wel een redelijke veronderstelling. Kasteel Adrichem werd in 1399 in eigendom gegeven aan Floris van Adrichem. Dit gebeurde op voorspraak van Sijmon van Zaenden, de schoonvader van Floris. Blijkbaar had deze gebeurtenis heel wat invloed op de Hertog want vanaf dat moment is het Ksteel Adrichem uit het grafelijke leengoederenregister verdwenen. Uit een overdachtsakte is op te maken dat Floris een Baljuw was en bovendien ook Rentmeester over een deel van de goederen van Bloys, die nu echter in het bezit waren van de Hertog. Uit de gerechteelijke stukken blijkt ook nogeens dat Floris bovendien samen met zijn broer Claas vervolgd werd voor doodslag op ene mevr. Nanna Jansz. Op 20 februari 1400 kregen Floris en zijn broer Claas hiervoor echter vergiffenis. Het werd hem daarna niet nagedragen, want op 8 maart 1400 werd hij beleend met de ambachts-heerlijkeden Akendam (tegenwoordig Schoten, Haarlem), Hofland (waarschijnlijk in Wijk aan Duin, Hoflanderweg) en Liede (Haarlemmerliede). In 1415 werd echter de schoonvader van Floris, Sijmon van Zaenden, vermoord. Floris en zijn twee zonen traden op voor de nabestaanden. Notitie bij Claas: Op 8 maart 1400, na den loop van den Hove: Hertog Aelbrecht verlyt Claes van Adrichem met twaalf pond Hollands jaarlijks uit de Renten in de Wijk, welke hij van de Grave van Bloys plag te houden ten onversterfelijke erfleen (ARA Reg. Blois XV 1396-1403 Cas E fol 75;Ifol. 183, 270. De ambachts-heerlijkheden Akendam, Liede en Hofland gingen op 18 mei 1413 over op Simon van Adrichem, na het overlijden van zijn beide ouders, zijn moeder stierf in 1412 en zijn vader stierf in 1412. Het Kasteel Adrichem was echter eigendom, wat hiervan de reden was dat het niet genoemd werd in de akte. In 1476 moest Nicolaas van Adrichem (zoon van Floris de Scoten van Adrichem en Brechta van Rollant) vluchtten voor het oorloggweld. Mogelijk is toen het kasteel verwoest. Nicolaas (Claes) trouwde met Geertruijt (Gertrudis) van Diemen. Geertruijt (Gertrudis) is overleden op 13 juli 1342. Van Simon van Adrichem en zijn echtgenote Lijsbeth van Duvenvoorde zijn in die tijd portretten gemaakt zodat je een voorstelling kunt maken hoe zij er in die tijd hebben uitgezien. Op de achterzijde van het portret van Simon staat te lezen: “Die edele Simon van Adrichem, die sterf anno 1482 begraven te Beverwijk”. Dit is echter niet helemaal juist, want volgens de Gemeente archieven werd Simon in 1487 nog beleend met 12 pond rente van Beverwijk. Hij is dus later gestorven dan de vermelding dat op het portret staat. In 1488 verkreeg zijn zoon Arend recht op de rente. Simon moet dus ongeveer rond het jaar 1487 en 1488 zijn overleden en niet in 1482. Het portret van Simon van Adrichem hangt in het “Galleria Rizzi” in Sestri Levante, een plaatsje in de provincie Genua, Italië. Hoe het daar ooit is terrecht gekomen is helaas niet bekend. Het portret van Lijsbeth van Duvenvoorde (ca 1430) op perkament (in bruikleen van het Haagse Mauritshuis) hangt in het Rijksmuseum te Amsterdam. Op dit portret staat als opschrift: “afbeeltsel van juffr. Lijsbeth van Duvoorde heer Dircksdochter. Sij troude den 19 Meert 1430 aan Sijmon van Adrichem, ridder, heer Floriszoon, en sterf op ons Heeren Hemelvaertsavond anno 1472, en is begraven in in 't Reguliersconvent voor het H. Cruijsautaer dat hij hadde doen maken”. In haar hand houdt Lijsbeth een band met een spreuk vast waarop de tekst: “i verdriet lange te hopen. Wie is hi die sijn hert houdt open?” of in hedendaags Nederlands vertaald: “Ik heb lang gesmacht; wie is het die zijn hart voor mij zal openen?” Het antwoord is natuurlijk Simon (van Adrichem), wiens naam met een S begint, uitgebeeld in de S-vorm van de bandenrol. Een bandenrol is een langwerpige band met een opschrift dat heel vroeger vaak gebruikt werd. Vooral in de Middeleeuwen werden bandenrollen op schilderijen en andere kunstwerken afgebeeld, zoals bijvoorbeeld een familiewapen. Op één van de portretten staat rechts bovenin haar familiewapen, met daarnaast het wapen van haar echtgenote. Het is tevens één van de oudste portretten in de Hollandse schilderkunst, gemaakt omstreeks 1430. Er bestond ook nog een tegenhanger van dat schilderij. Dit schilderij, een portret van de jonge Simon die ook zo’n bandenrol droeg, is helaas aan het begin van de vorige eeuw spoorloos verdwenen. Op zijn bandenrol (in de vorm van een L) zou dan gestaan hebben: “Mi bange seret, wi is hi die met minne eeret?” of in hedendaags Nederlandse vertaling: “Mijn angst doet pijn; Wie wil mij met liefde eren?”. In het museum der Schoone Kunsten te Brussel hangt een Adrichem drieluik dat is geschilderd door J.Mostaert. Een (voor)paneel is geplaatst op een Surinaamse postzegel. Het echtpaar Simon en Lijsbeth kregen drie zonen. Floris, ook Baljuw en eigenaar van het kasteel stierf kinderloos in 1500. De tweede zoon, Nicolaes, werd Abt van Egmond. De derde zoon, Arend, verkreeg namelijk Kasteel Adrichem na de dood van zijn broer Floris. Arend is in 1504 overleden. Zijn weduwe Agatha Suijs, is echter tot aan haar dood in 1538 in Kasteel Adrichem blijven wonen. Arend werd opgevolgd door zijn oudste zoon, Simon van Adrichem (vernoemd naar de vader van Arend) maar deze moet niet zo heel lang daarna overleden zijn, want op 20 maart 1507 neemt zijn jongere broer Pieter van Adrichem zijn plaats als leenman in. Echter was deze toen nog minderjarig, zodat hij de leeneed niet zelf mocht afleggen. Hij deed dit pas op 5 februari 1517. In 1526 trouwde Pieter van Adrichem met Jonkvrouwe. Adriana Ramp, maar uit dit huwelijk kwamen helaas geen kinderen voort, en hiermee stierf toen de mannelijke lijn van de familie Adrichem uit. Toen Pieter van Adrichem overleed was zijn zus, Jonkvrouwe Willemijn, zijn enige erfgename. Willemijn was toen getrouwd met mr. Lieven Anthonis Blockxen van Burgh. Deze liet het kasteel herbouwen na een flinke verwoesting op de oude fundamenten. Van deze verwoesting is verder helaas niets van bekend, maar een inval van de Friezen zou volgens de archieven hieraan de grondslag liggen. Willemijn en haar echtgenoot overleden beide in het najaar van 1556 in Zierikzee, de oorzaak van overlijden is niet bekend. Kasteel Adrichem werd toen eigendom van hun zoon, Anthonis van Burgh, die er vervolgens in 1556 een muur omheen heeft laten bouwen. Zelf woonde Anthonis echter in Amsterdam. Na de dood van Anthonis erfde zijn zoon, Cornelis Anthonisz van Burgh het kasteel. Cornelis stierf in 1618 op Kasteel Adrichem waarna het kasteel naar zijn zoon Anthonis Cornelisz over ging. Van Burgh heeft het kasteel daarna 30 jaar lang bezeten. Hij bewoonde het samen met zijn twee zusters Maria en Cornelia. Hij trouwde met de dienstmeid van zijn zuster, een zekere Aechte van Hillegom. Hun zoon François van Burgh erfde Kasteel Adrichem maar woonde meestal in Utrecht. François was driftig van aard en stierf door een messteek in 1653 tijdens een vechtpartij welke hij zelf was begonnen. De opvolger was zijn enige zoon Cornelis van Burgh die in 1664 te Utrecht trouwde met Cecilia Dierhout. Na de dood van haar echtgenoot verkocht Cecilia het kasteel in 1676 aan Hendrik Scholten, koopman en bewindhebber van de Oost Indische Compagnie, voor f 34.000,- Diens erfgenamen droegen in 1722 het huis weer over aan mr. Jacobus Trip. Jacobus liet alle trapgevels verwijderen en het kasteel kreeg toen een strak uiterlijk. Agatha Maria Pancras, die sinds 1729 weduwe was geworden van wijlen Jabobus Trip, hertrouwde met mr. Pieter Rendorp van Kasteel Marquette. Hun verkochten in 1736 het Kasteel Adrichem aan mr. Jonas Witsen. Zijn vrouw, Alberta Maria Pels, verkocht het Kasteel na de dood van haar man aan George Clifford. Diens dochter, Hester Clifford, trad op 3 mei 1789 in Beverwijk in het huwelijk met mr. Gijsbert Karel van Hogendorp. Na de dood van de beide ouders van zijn vrouw kwam het bezit in 1795 toe aan van Hogendorp. Hij probeerde het kasteel in 1805 te verkopen maar dat wilde niet lukken, dus bleef hij het kasteel bewonen. In 1809 vestigde hij zich volledig in Den Haag, waar hij in 1834 overleed. Tussen 1809 en 1812 vond echter de sloop van Kasteel Adrichem plaats, op basis van een contract dat gesloten was tussen Gijsbert Karel Graaf van Hogendorp enerzijdes en Christiaan Stumphius, een makelaar te Beverwijk anderzijds. Dit contract werd namelijk gesloten op “Den Huize van Adrichem te Wijk aan Duin” op 28 september 1809. Hieruit blijkt dus dat van Hogendorp bij zijn vertrek naar Den Haag de opdracht tot de sloop van Kasteel Adrichem heeft gegeven. Uit het kapitaalboek van de familie Hogendorp dat van circa 1827 dateert en aanwezig is in het familiearchief van Hogendorp, blijkt namelijk dat de gronden aan Gijsbert Karel nog voor het grootste deel of geheel toebehoorden. Ook de huismanswoning met een stalling ect. Genaamd “Adrichem”, gelegen in de Wijkerbroek, bekend ten Zuidoosten van de vijver van het “gewezene heerenhuis” was toen namelijk nog steeds in zijn bezit. Deze moet echter tussen 1825 en 1835 verkocht zijn. Op het terrein van de camping kan men heden ten dage nog steeds de slotgracht zien met in de oever daarvan funderingsresten van het Kasteel. In het sportpark Adrichem is een groot deel van de Beverwijkse sportvelden geconcentreerd. Onder die velden liggen echter de resten van het Kasteel Adrichem. NB. Op 7 december 1813 werd Van Hogendorp de eerste Minister van Buitenlandse zaken van het nieuwe Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden en op 21 december 1813 werd hij door Prins Willem Frederik benoemd in een commissie die tot doel had, een grondwet te ontwerpen op basis van de Schets eener Constitutie, die Van Hogendorp enkele jaren daar voor had gemaakt. De grondwet is dus niet geschreven op Kasteel Adrichem daar hij vanaf 1809 in Den Haag woonde en het kasteel in 1812 al was gesloopt. Wel is het waarschijnlijk dat de voorstudie (schets) en mogelijk een concept wel op het kasteel zijn geschreven. Het "Ontwerp van Staat" droeg oorspronkelijk de naam "Journal `d Adrichem". NB. Er bestaat echter een heel hardnekkig misverstand met betrekking tot Kasteel Adrichem. Eeuwenlang werd er aangenomen dat dit het 'kasteel' was dat door Koning Karel Martel omstreeks het jaar 730 aan Willebrord geschonken was. Dit is helaas een grove misvatting. Het bedoelde Adrichem van 730 lag in Velsen en heeft niets dan de naam gemeen met Adrichem dat in Wijk aan Duin (later gemeente Beverwijk) gelegen was. De schenking werd overigens aangeduid als de ‘Villa Adrichem’ en niet als Kasteel Adrichem. Adrichem was een van de vele kastelen die dit gebied, Holland op zijn Smalst, rijk was. Het kasteel werd in de veertiende eeuw aangelegd, een roerige periode in de geschiedenis van Kennemerland, vol oorlogen en broedertwisten. Als oranje gezinde politicus had hij weinig in de melk te brokkelen in de Bataafsche Republiek en het latere Koninkrijk Holland, de marionetstaat van de Fransen. Maar op Adrichem begon hij snode plannen te smeden. Hij bereidde er een nieuwe grondwet voor, die na de nederlaag van Frankrijk de weg vrijmaakte voor de terugkeer van de Oranjes. Zo is hij een van de grondleggers van de huidige monarchie. Na veel eigenaren te hebben gehad en tijdens oorlogen danig te hebben geleden is het kasteel uiteindelijk ergens tussen 1809 en 1812 gesloopt. Behalve een rond stukje terrein en een restant van de slotgracht is er nabij de hoeve Adrichem niets meer van te zien. Een grootschalig archeologisch onderzoek is tot nu toe helaas achterwege gebleven. In augustus 1967 werden door de droogte enkel funderingen zichtbaar in de voormalige slotgracht. In 2002 publiceerde Jean Roefstra zijn bevindingen na het uitwerken van het archeologische onderzoek uit 1967 en tussen 2000-2004, naast het historisch onderzoek. Het kasteel bleek namelijk circa 150 jaar ouder te zijn dan gedacht. Onder de funderingen van het latere kasteel Adrichem bleek een veel ouder kasteel aanwezig te zijn. Het bleek te gaan om het lang vermiste kasteel van Gerard van Velsen en zijn vader. Het raadsel waar ooit het kasteel had gestaan van een van de moordenaars van graaf Floris V was hiermee opgelost. Kasteel Adrichem was ook de plaats waar de legende van de zwanenjonkvrouw plaatsgevonden zou hebben. Volgens het Centraal Bureau voor Genealogie was Mr. Harper Maertensz, Veertigraad van Delft en gehuwd met Magdalena Jacobsdr. van Adrichem. De grootmoeder van Hugo de Groot was eveneens een van Adrichem. Er zijn naar verschillende aanleidingen te Amsterdam, Beverwijk, Delft, De Lier, Haarlem en Rotterdam straatnamen vernoemd naar Adrichem . Geraadpleegde bronnen: Bibliotheek van het Centraal Bureau voor GenealogieBibliotheek van het Algemeen Rijks ArchiefGemeente ArchiefNederlandse FamilienamenbankHistorisch Genootschap Midden-Kennemerland & Museum KennemerlandMiddeleeuwse kastelen van noord holland Jan Morren AWN Beverwijk/Heemskerk
Bouwgeschiedenis
Afbeeldingen
Bronnen
Literatuur
Groesbeek, J.W. Middeleeuwse kastelen van Noord-Holland, Rijswijk 1981, 105-114.
Groesbeek, J.W. Middeleeuwse kastelen van Noord-Holland, Rijswijk 1981, 105-114.
Documentatie
Bescherming gebouw
Status:
Status:
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan:
Bestemming:
Bestemmingsplan:
Bestemming:
Auteur en datum
Auteur: W. Landewé
Beschrijving gemaakt: 07-09-2011
Auteur: W. Landewé
Beschrijving gemaakt: 07-09-2011
Bouwhistorisch onderzoek RCE
Archeologisch onderzoek RCE
Overig onderzoek
Geomorfologische codering
Bodemkundige codering
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.