Oudegein
BASISREGISTRATIE [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Oudegein
Oudegein
Locatie
Adres: Oudegein 1
Nieuwegein
Gemeente Nieuwegein
Provincie Utrecht
Oudegein is gelegen in Nieuwegein aan de weg van Jutphaas naar IJsselstein, even ten zuiden van het voormalige dorp Jutphaas.
Adres: Oudegein 1
Nieuwegein
Gemeente Nieuwegein
Provincie Utrecht
Oudegein is gelegen in Nieuwegein aan de weg van Jutphaas naar IJsselstein, even ten zuiden van het voormalige dorp Jutphaas.
Typologie
Oudegein was een woontoren.
Oudegein was een woontoren.
Etymologie
Het kasteel is genoemd naar het (verdwenen) gehucht Oudegein.
Het kasteel is genoemd naar het (verdwenen) gehucht Oudegein.
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 20 oktober 2000
Huidige functie:
Het huis, het kasteelterrein, de beide voorburchten en de grachten zijn alle nog aanwezig. Op de oude voorburcht ligt een vroeg 17de-eeuwse krukhuisboerderij, die door architect E. Canneman gerestaureerd is.
Laatst bijgewerkt: 20 oktober 2000
Huidige functie:
Het huis, het kasteelterrein, de beide voorburchten en de grachten zijn alle nog aanwezig. Op de oude voorburcht ligt een vroeg 17de-eeuwse krukhuisboerderij, die door architect E. Canneman gerestaureerd is.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Het huidige huis Oudegein is gebouwd op de fundamenten van de middeleeuwse woontoren.
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Het huidige huis Oudegein is gebouwd op de fundamenten van de middeleeuwse woontoren.
Afmetingen
De fundamenten van de woontoren, die nog in de kelder van het tegenwoordige huis aanwezig zijn, tonen aan dat de woontoren ca. 11,5 x 9,5 m. is geweest.
De fundamenten van de woontoren, die nog in de kelder van het tegenwoordige huis aanwezig zijn, tonen aan dat de woontoren ca. 11,5 x 9,5 m. is geweest.
Fysisch-geografische situering
Zoals vermeld in Archis: geomorfologie - Bebouwing, bodemkunde - Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei, profielverloop 5.
Zoals vermeld in Archis: geomorfologie - Bebouwing, bodemkunde - Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei, profielverloop 5.
Oudste vermelding
Datum: 1329
Bron: HUA, Huis Oudegein, inv. nr. 1.
In 1329 was het huis Oudegein een leen van graaf Willem III van Holland, die er Hendrik Snoyensz. mee beleende. Het werd toen omschreven als 'het steenhuis'. Deze vermelding is te vinden in een 17e-eeuwse kopie van een oudere acte, die bewaard is in het het archief van het huis Oudegein. (HUA, Huis Oudegein, inv. nr. 1; Dekker 1976, 5). De naam Oudegein komt al wel eerder voor: in 1289 is er sprake van ene Willem van Oudengheine (OSU IV, nr. 2401), maar het huis wordt dan nog niet genoemd.
Datum: 1329
Bron: HUA, Huis Oudegein, inv. nr. 1.
In 1329 was het huis Oudegein een leen van graaf Willem III van Holland, die er Hendrik Snoyensz. mee beleende. Het werd toen omschreven als 'het steenhuis'. Deze vermelding is te vinden in een 17e-eeuwse kopie van een oudere acte, die bewaard is in het het archief van het huis Oudegein. (HUA, Huis Oudegein, inv. nr. 1; Dekker 1976, 5). De naam Oudegein komt al wel eerder voor: in 1289 is er sprake van ene Willem van Oudengheine (OSU IV, nr. 2401), maar het huis wordt dan nog niet genoemd.
Bezitsgeschiedenis
Het huis Oudegein wordt in 1329 voor het eerst in de vermeld. Er is echter een oudere vermelding van de familienaam Oudegein: in 1289 is er sprake van een Willem van Oudengheine (OSU IV, nr. 2401). Vanaf 1325 was Jan van Diest bisschop van Utrecht. Hij stak zichzelf zo diep in de schulden dat hij gedwongen was grote delen van zijn bezittingen af te staan aan zijn schuldeisers, graaf Willem III van Holland en graaf Reinoud II van Gelre. Waarschijnlijk wisselde bij deze gelegenheid ook Oudegein van handen, want in 1329 is het een leen van graaf Willem van Holland, die er Hendrik Snoyensz. mee beleent. De Utrechtse gilden reageerden heftig: ze vreesden dat hun handel bedreigd werd. Waarschijnlijk is het kasteel dus kort tevoren opgetrokken. Dit komt overeen met de datering van het baksteenformaat. Ze veroverden het kasteel in 1332. Het kasteel werd verwoest, maar Reinoud van Gelre, die op moest treden als scheidsrechter in het conflict, liet het weer opbouwen. In 1335 werd het aan de stad Utrecht in bewaring gegeven, en vervolgens verbouwde bisschop Jan van Arkel het in 1342. Beernt van Snoyen werd kastelein. Zijn familie bleef tot ca. 1400 op Oudegein wonen. In 1403 werd het kasteel verkocht aan Gerrit Bouwman, burger van Utrecht. Zijn nakomelingen verkochten het in 1484 aan Johan van Renesse van Rhijnauwen. Door vererving werd het vervolgens in 1560 bezit van Jan van Boetselaer. Hij beleende zijn dochter Theodora er in 1394 mee, die het op haar beurt nog dezelfde dag in leen gaf aan Cornelia Hendricksdr. van der Borch. Bij haar dood in 1598 werd de helft van het kasteel in leen gegeven aan haar kleinzoon Gerrit Both Hendriksz. en de andere helft aan aan achterkleinzoon Gerrit van Leeuwen Arendsz. In 1627 werd het goed weer een geheel toen Adriaan Ploos, heer van Tienhoven (maar niet van adel) erin slaagde beide helften in handen te krijgen. Zijn nakomelingen waren in 1698 gedwongen Oudegein te verkopen ten gevolge van onmin met de Staten van Utrecht. Het kwam korte tijd in handen van Gerard van Ochten, vervolgens van Johan Adolph van Alendorp. Door zijn opdracht werd in 1705 Frederik Jacob Heereman ermee beleend, die het daarna overdroeg aan Willem Anna baron van Wassenaar. Hij droeg het in 1773 over aan Jan Jacob de Geer, wiens nakomelingen nog steeds in bezit zijn van het huis.
Het huis Oudegein wordt in 1329 voor het eerst in de vermeld. Er is echter een oudere vermelding van de familienaam Oudegein: in 1289 is er sprake van een Willem van Oudengheine (OSU IV, nr. 2401). Vanaf 1325 was Jan van Diest bisschop van Utrecht. Hij stak zichzelf zo diep in de schulden dat hij gedwongen was grote delen van zijn bezittingen af te staan aan zijn schuldeisers, graaf Willem III van Holland en graaf Reinoud II van Gelre. Waarschijnlijk wisselde bij deze gelegenheid ook Oudegein van handen, want in 1329 is het een leen van graaf Willem van Holland, die er Hendrik Snoyensz. mee beleent. De Utrechtse gilden reageerden heftig: ze vreesden dat hun handel bedreigd werd. Waarschijnlijk is het kasteel dus kort tevoren opgetrokken. Dit komt overeen met de datering van het baksteenformaat. Ze veroverden het kasteel in 1332. Het kasteel werd verwoest, maar Reinoud van Gelre, die op moest treden als scheidsrechter in het conflict, liet het weer opbouwen. In 1335 werd het aan de stad Utrecht in bewaring gegeven, en vervolgens verbouwde bisschop Jan van Arkel het in 1342. Beernt van Snoyen werd kastelein. Zijn familie bleef tot ca. 1400 op Oudegein wonen. In 1403 werd het kasteel verkocht aan Gerrit Bouwman, burger van Utrecht. Zijn nakomelingen verkochten het in 1484 aan Johan van Renesse van Rhijnauwen. Door vererving werd het vervolgens in 1560 bezit van Jan van Boetselaer. Hij beleende zijn dochter Theodora er in 1394 mee, die het op haar beurt nog dezelfde dag in leen gaf aan Cornelia Hendricksdr. van der Borch. Bij haar dood in 1598 werd de helft van het kasteel in leen gegeven aan haar kleinzoon Gerrit Both Hendriksz. en de andere helft aan aan achterkleinzoon Gerrit van Leeuwen Arendsz. In 1627 werd het goed weer een geheel toen Adriaan Ploos, heer van Tienhoven (maar niet van adel) erin slaagde beide helften in handen te krijgen. Zijn nakomelingen waren in 1698 gedwongen Oudegein te verkopen ten gevolge van onmin met de Staten van Utrecht. Het kwam korte tijd in handen van Gerard van Ochten, vervolgens van Johan Adolph van Alendorp. Door zijn opdracht werd in 1705 Frederik Jacob Heereman ermee beleend, die het daarna overdroeg aan Willem Anna baron van Wassenaar. Hij droeg het in 1773 over aan Jan Jacob de Geer, wiens nakomelingen nog steeds in bezit zijn van het huis.
Bouwgeschiedenis
Kasteel Oudegein was een woontoren van ca. 11,5 x 9,5 m., die, afgaande op de oudste vermelding uit 1329, waarschijnlijk rond 1325 is opgetrokken. Deze datering komt overeen met het baksteenformaat van 28 x 13 x 7,5 cm. In 1332 werd Oudegein verwoest in de strijd tussen de Utrechtse gilden en de graaf van Holland. Het kasteel werd vervolgens weer opgebouwd, en na 1342 werd Oudegein door bisschop Jan van Arkel verbouwd. Ook in 1382 werd het kasteel weer verwoest en hersteld. In 1663 werd Oudegein door Adriaan Ploos, heer van Tienhoven, tot op de kelder afgebroken, en opnieuw, in grotere maat, opgetrokken. Deze uitbreiding vond aan de oostzijde. Het huis bestaat uit 3 verdiepingen boven een kelder, en bevat aan de voorkant 6 vensterassen, maar deze zijn niet regelmatig over de gevel verdeeld. De ingang is gedecoreerd naar voorbeelden uit de voorbeeldboeken van Scamozzi. De achtergevel heeft in tegenstelling tot de voorgevel vijf vensterassen. De westgevel heeft drie vensterassen, de oostgevel vijf blindnissen. In de zeventiende eeuw is ook een nieuwe voorburcht aangelegd met daarop een bouwhuis, waardoor het kasteelcomplex bestaat uit 3 eilanden: het kasteel zelf, de oude voorburcht met boerderij, en de zeventiende-eeuwse voorburcht met bouwhuis. Deze zijn nog omgeven door een gracht. Onder de toegangsbrug is in de 19de eeuw een dienstingang gemaakt.
Kasteel Oudegein was een woontoren van ca. 11,5 x 9,5 m., die, afgaande op de oudste vermelding uit 1329, waarschijnlijk rond 1325 is opgetrokken. Deze datering komt overeen met het baksteenformaat van 28 x 13 x 7,5 cm. In 1332 werd Oudegein verwoest in de strijd tussen de Utrechtse gilden en de graaf van Holland. Het kasteel werd vervolgens weer opgebouwd, en na 1342 werd Oudegein door bisschop Jan van Arkel verbouwd. Ook in 1382 werd het kasteel weer verwoest en hersteld. In 1663 werd Oudegein door Adriaan Ploos, heer van Tienhoven, tot op de kelder afgebroken, en opnieuw, in grotere maat, opgetrokken. Deze uitbreiding vond aan de oostzijde. Het huis bestaat uit 3 verdiepingen boven een kelder, en bevat aan de voorkant 6 vensterassen, maar deze zijn niet regelmatig over de gevel verdeeld. De ingang is gedecoreerd naar voorbeelden uit de voorbeeldboeken van Scamozzi. De achtergevel heeft in tegenstelling tot de voorgevel vijf vensterassen. De westgevel heeft drie vensterassen, de oostgevel vijf blindnissen. In de zeventiende eeuw is ook een nieuwe voorburcht aangelegd met daarop een bouwhuis, waardoor het kasteelcomplex bestaat uit 3 eilanden: het kasteel zelf, de oude voorburcht met boerderij, en de zeventiende-eeuwse voorburcht met bouwhuis. Deze zijn nog omgeven door een gracht. Onder de toegangsbrug is in de 19de eeuw een dienstingang gemaakt.
Afbeeldingen
- Tekening van Oudegein gezien vanuit het oosten, door Roelant Roghman, 1646/1647. TMH, O**37 (Bullinga en Kamphuis 1995, 356).- Tekening van Oudegein gezien vanuit het zuidwesten, anoniem, eind 17de eeuw. ARA, arch. Heereman van Zuidwijk, toegangsnr. 4.HZF, inv.nr.13.n (Bullinga en Kamphuis 1995, 357).- Manuscriptkaart van Oudegein, anoniem, 17de eeuw. Part. coll (Bullinga en Kamphuis 1995, 358).- Kadastrale minuut, 1819-1820, gemeente Jutphaas, Utrecht, sectie D, blad 3, nr. 409 (huis), 410-413 en Gemeente Vreeswijk, Utrecht, sectie A, blad 1, nr. 32-37 (http://watwaswaar.nl/#Uy-TQ-6-ed-1v-1-38pU-1zvM---3Dq en http://watwaswaar.nl/#Uy-TQ-6-ed-1v-1-38Sm-1zPM---2GQ, geraadpleegd op 08-07-2010). - Plattegronden van de kelderverdieping en de bel-etage van Oudegein. Tekeningen R.G. bosch van Drakestein naar eigen opmetingen (Bullinga en Kamphuis 1995, 358).- Foto van Oudegein in vogelvlucht, gezien vanaf het zuiden, door H. Bol. Foto Provincie Utrecht, 1995 (Bullinga en Kamphuis 1995, 359).- Google Earth foto, 2010, locatie Oudegein (Documentatiecentrum NKSm digitale documentatie).
- Tekening van Oudegein gezien vanuit het oosten, door Roelant Roghman, 1646/1647. TMH, O**37 (Bullinga en Kamphuis 1995, 356).- Tekening van Oudegein gezien vanuit het zuidwesten, anoniem, eind 17de eeuw. ARA, arch. Heereman van Zuidwijk, toegangsnr. 4.HZF, inv.nr.13.n (Bullinga en Kamphuis 1995, 357).- Manuscriptkaart van Oudegein, anoniem, 17de eeuw. Part. coll (Bullinga en Kamphuis 1995, 358).- Kadastrale minuut, 1819-1820, gemeente Jutphaas, Utrecht, sectie D, blad 3, nr. 409 (huis), 410-413 en Gemeente Vreeswijk, Utrecht, sectie A, blad 1, nr. 32-37 (http://watwaswaar.nl/#Uy-TQ-6-ed-1v-1-38pU-1zvM---3Dq en http://watwaswaar.nl/#Uy-TQ-6-ed-1v-1-38Sm-1zPM---2GQ, geraadpleegd op 08-07-2010). - Plattegronden van de kelderverdieping en de bel-etage van Oudegein. Tekeningen R.G. bosch van Drakestein naar eigen opmetingen (Bullinga en Kamphuis 1995, 358).- Foto van Oudegein in vogelvlucht, gezien vanaf het zuiden, door H. Bol. Foto Provincie Utrecht, 1995 (Bullinga en Kamphuis 1995, 359).- Google Earth foto, 2010, locatie Oudegein (Documentatiecentrum NKSm digitale documentatie).
Bronnen
- HUA, Huis Oudegein, inv. nr. 1. - Dekker, C., 1976, Inventaris van het archief van het Huis Oudegein en de heerlijkheid 't Gein 1295-1963, Utrecht.
- HUA, Huis Oudegein, inv. nr. 1. - Dekker, C., 1976, Inventaris van het archief van het Huis Oudegein en de heerlijkheid 't Gein 1295-1963, Utrecht.
Literatuur
- Bullinga N., en J. Kamphuis, Oudegein, in: Olde Meierink, B., e.a. (red.), 1995, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht, 356-358. - Dommerholt, J., 2005, Kastelen en buitens in 'Oud'-Nieuwegein, Nieuwegein, 81-88. - Schaik, J.W.C. van, 1995, De ridderhofstad Oudegein, De Woonstede door de eeuwen heen (1995) nr. 107, 26-39.- Schut, J., en G.H.P. de Waard, 1979, Van ridderhofstad tot buitenplaats, 14-24. -Wittert van Hoogland, E.B.F.F., 1909-1912, Bijdragen tot de geschiedenis der Utrechtsche ridderhofsteden en heerlijkheden 's-Gravenhage. II, 207-220.
- Bullinga N., en J. Kamphuis, Oudegein, in: Olde Meierink, B., e.a. (red.), 1995, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht, 356-358. - Dommerholt, J., 2005, Kastelen en buitens in 'Oud'-Nieuwegein, Nieuwegein, 81-88. - Schaik, J.W.C. van, 1995, De ridderhofstad Oudegein, De Woonstede door de eeuwen heen (1995) nr. 107, 26-39.- Schut, J., en G.H.P. de Waard, 1979, Van ridderhofstad tot buitenplaats, 14-24. -Wittert van Hoogland, E.B.F.F., 1909-1912, Bijdragen tot de geschiedenis der Utrechtsche ridderhofsteden en heerlijkheden 's-Gravenhage. II, 207-220.
Documentatie
N.v.t.
N.v.t.
Bescherming gebouw
Status:
Monumentnummer: 30418
Zoals in OBD/ KICH: 'Oud Gein. Statig landhuis, aanvang 17e eeuw, hoogoprijzend uit de gracht, hoog tentdak met twee verdiepingen dakkapellen, fraaie schoorstenen. Toegangshek, hardstenen pijlers met schilddragende leeuwen; de Geer-Nassau la lecq. Hek nabij het huis, schilddragende leeuwen'.
Monumentnummer: 526904
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 1: HOOFDGEBOUW, LANDHUIS OUDEGEIN. Statig hoog uit de gracht oprijzend paviljoenvormig rechthoekig classicistisch landhuis uit 1633, onder hoog met leien gedekt tentdak met twee verdiepingen op onderhuis, gebouwd door de toenmalige eigenaar Adriaan Ploos van Amstel, heer van Tienhoven, het Gein en Jutphaas. Ploos van Amstel bouwde het huis op de fundamenten van een ouder kasteel, en herschiep tegelijkertijd de parkaanleg in renaissancistische trant, zoals die tot op heden gedeeltelijk is bewaard. Huis en park vormen sinds 1633 een eenheid, die wellicht in de invloedsfeer van Constantijn Huygens (en hiermede in de invloedssfeer van prins Frederik Hendrik) tot stand is gekomen; Ploos van Amstel was nauw met Constantijn Huygens bevriend. In het onderhuis is de oude 14de-eeuwse woontoren van het oude kasteel nog deels bewaard, getuige de 1,9 m dikke muren en de aanwezigheid van een zwaar tongewelf (westzijde). Het huis is opgetrokken onder invloed van het toen in zwang zijnde Hollands classicisme; invloed van Scamozzi is tastbaar aanwezig in de rechte zandstenen door geprofileerde omlijsting omgeven ingangspartij (zuidzijde) met door voluten gesteunde kroonlijst, die naar voorbeelden uit zijn voorbeeldboeken is ontworpen. In het boven de kroonlijst gesitueerde wapenveld in reliëf het wapen van de ridderhofstad. Tegen de oostgevel is een waterstoep gelegen met 17de-eeuwse eiken toegangsdeur naar de keuken; naast de stoep bevond zich oorspronkelijk een duivenhok. Op het dak drie opvallende, hoge schoorstenen, afgesloten door een siersmeedijzeren kroonstuk met bol (centrale schoorsteen) en windvaan. De voor- en achtergevel (respectievelijk zuid- en noordgevel) zijn respectievelijk in zes en vijf venstertraveeën verdeeld. De muurdammen aan de voorgevel zijn van ongelijke breedte, hetgeen wellicht verklaard kan worden uit de gebruikmaking van gedeelten van de voorganger van het huidige huis (gevel vertoont echter geen naad) of uit de indeling van de ruimtes inwendig. Oorspronkelijk was het huis omgaande van kruisvensters voorzien met korfbogen (bel-etage) en accoladebogen (verdieping). Waarschijnlijk werd het huis omstreeks 1801, toen het door vererving in bezit kwam van Willem de Geer, gemoderniseerd en verkreeg het aan de voor-, achter- en de drie traveeën brede linker(west-)gevel de thans aanwezige brede 15- ruits schuifvensters (bel-etage) en 12-ruits schuifvensters (verdieping) met strekken erboven; toen verkreeg de huidige achtergevel de huidige regelmatige travee-indeling waar brede muurdammen aan weerszijden van de centrale venstertravee deze travee in visueel opzicht benadrukken en deze gevel een symmetrisch aanzien geven. Vermoedelijk werden de vensters aan de achterzijde toen eveneens van de thans nog aanwezige persiennes voorzien. De vensters in de drie traveeën brede rechter (oost-)gevel werden toen door de huidige blindnissen dichtgezet. Het oorspronkelijke drielichts venster aan de rechterzijde van de voorgevel van het onderhuis werd toen vervangen door de huidige twee 6-ruits schuifvensters. De achtergevel verkreeg toen in het onderhuis de vijf op de traveeën gelegen 6-ruits vensters. Op de plaats van de eenvoudige ophaalbrug kwam de huidige vaste houten brug van vijf bogen op gebosseerde pijlers met eronder gesitueerde dienstbrug; toen werd ook ter plaatse in het onderhuis de huidige dienstingang gemaakt. Het bovendek wordt voorafgegaan door een hardstenen trap van 8 geprofileerde treden. Trap en bovenbrug werden in deze tijd voorzien van de thans aanwezige eenvoudige smeedijzeren balustrade. De dakkapellen (drie aan de voorzijde, een enkele op de centrale travee aan de achterzijde en rechterzijde en drie aan de linkerzijde) dateren in oorsprong uit de bouwtijd van het huis en bestaan uit een van een kloosterkozijn afgeleide variant van een in een enkel kozijn gevat met luiken voorzien ondervenster (twee maal 6-ruits openslaand) waarboven een 12-ruits bovenvenster. De kapellen zijn overkapt door een met leien gedekt schilddak met driezijdig overstek aan de voorzijde. De kleinere en hogergelegen dakkappel aan de linkerzijde heeft een kloosterkozijn met 4-ruits onder- en bovenvenster. In 1873 werd het huis gerestaureerd; toen werden inwendig een aantal wijzigingen aangebracht. Honderd jaar later, in 1971, werd het huis wederom gerestaureerd. Inwendig: in de keuken (onderhuis, oostzijde) een balkenplafond en plavuizenvloer uit de bouwtijd. Op de bel-etage aan de linkerzijde de zaal met forse 17de-eeuwse schouw met zuilen en halfzuilen in rood-wit geaderd marmer. De kapconstructie bestaat uit zes eikenhouten jukken met krommers. Uit de tijd van Willem de Geer (eigenaar van 1801 tot 1831) dateren de vier ovale dessus-de-portes in stuc in de hal met voorstelling van de vier jaargetijden. Toen werden op de bovenverdieping de twee lage grijs en zwart marmeren schouwen aangebracht in eenvoudige laat-Empire-vormgeving. Bij de restauratie in 1873 werd het stucplafond met florale motieven in de hal aangebracht. Toen werd eveneens de trap, die waarschijnlijk oorspronkelijk achter de hal lag, verplaatst naar de rechter voorzijde van het huis. Waardering Het hoofdgebouw is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - vanwege de schoonheid; - als gaaf bewaard voorbeeld van een in de invloedsfeer van het Hollands-classicisme opgetrokken hoofdgebouw van een Utrechtse ridderhofstad uit de eerste helft van de 17de eeuw; - vanwege de verwevenheid met de in oorsprong 17de-eeuwse infrastructuur van het park en hiermee als gaaf bewaarde en zeldzame uiting van het gedachtengoed uit de eerste helft van de 17de eeuw met betrekking tot de architectuur van een ensemble van een riddermatig huis en park'.
Monumentnummer: 526906
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 2: HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG. De historische tuin- en parkaanleg van Oudegein vertoont sporen, die terug gaan tot in de 13de eeuw. In 1536 werd Oudegein als ridderhofstad erkent en gezien de voorwaarden die met deze erkenning gepaard gingen was het toenmalige huis omgracht. De ovaalvormige aanleg van de huidige omgrachte voorburcht met boerderij, de deels omgrachte boomgaard ten oosten van de voorburcht en de omgrachting van het huis als zodanig waren toen en wellicht eerder reeds aanwezig. Het tracé van het haaks op het voorplein gesitueerde gedeelte van de oprijlaan, de zogenaamde Kortelaan, is ouder en was al omstreek 1200 aanwezig als dam, om het water van de IJssel te keren en waar tol werd geheven. Ook de naar het hoofdgebouw gelegen noordzijde van het voorplein en laan en rechte grachtarm ten westen van het huis gaan in oorsprong tot omstreeks 1200 terug. Omstreeks 1633, toen het huidige huis in Hollands-classicistische stijl werd opgetrokken, werd in samenhang daarmee ook de aanleg van het park uitgebreid en veranderd. Aanleg van tuinen in Hollands-classicistische stijl (met as van symmetrie als ontwerpprincipe) was in deze tijd nog geen mode; alleen op Honselaardijk werd omstreeks deze tijd aan een park in deze nieuwe stijl gewerkt. Daarom is het niet verwonderlijk dat de eigenaar Adriaan Ploos van Amstel het park zoals in die tijd te doen gebruikelijk in Renaisance stijl liet aanleggen. Toen werd de huidige oprijlaan, de Lange Laan, aangelegd, aan weerszijden omgracht en voorzien van laanbomen (zomereik, circa 1960, enkele rij aan westzijde, dubbele rij aan oostzijde in driehoeksverband) met een onderbeplanting van hakhout, die enigszins gerend haaks omgaat in de genoemde Kortelaan (laanbeplanting zomereik, circa 1950, dubbel in driehoeksverband, met onderbeplanting van hakhout); het min of meer rechthoekige voorplein werd toen aangelegd, alsmede de omgrachte pentagonale moestuin en boomgaard in de zuidoostzijde van het terrein. Op de westelijke helft van dit pentagonale terrein werd een parterre met een kruisvormig padenpatroon aangelegd, zo blijkt uit de kaart van D. Groenou uit circa 1650. Een scheidingssloot op het terrein markeert nog de oorspronkelijke scheiding tussen deze parterre en de ten oosten hiervan gelegen boomgaard. De oprijlaan (Lange laan), ter hoogte van de splitsing in de Korte laan, gaat in een schuine bocht tevens om in de eveneens omgrachte laan, die aan de oostzijde van de boomgaard (hier beplant met walnoten, circa 1950) in westelijke richting afbuigt (Achterdijk) en hier langs de zuidzijde van de parkaanleg voert. In de 17de eeuw was deze omgrachte zuidlaan (Achterdijk) geheel met laanbomen beplant. Sinds de verlandschappelijking van gedeelten van het park in het begin van de 19de eeuw werd ter hoogte van de oprit deze laan geopend en dienen enkele solitairen uit deze tijd (eik) als coulissen voor landschappelijke doorzichten vanaf het voorplein. Ter plekke van het voorplein verkreeg de laan in deze tijd een absidiaalvormige uitstulping. Ook uit de periode omtreeks de bouw van het huis dateert de enigszins onregelmatig brede eveneens omgrachte strook hakhout, die langs de gehele zuidzijde van de aanleg voert. Ten zuidwesten van de oprit buigt de Achterdijk in noordelijke richting om, voert langs de achterzijde van het bouwhuis met dienstwoningen (complexonderdeel 3) en haakt vervolgens wederom in westelijk richting af. Dit laatste gedeelte van de laan is aan weerszijden met platanen beplant (circa 1900). De historische karakteristiek van omgrachtte lanen als omsluiting van de aanleg is ook aan de west- en noordzijde aanwezig, zij het dat deze karakteristiek deels weer is aangebracht in de jaren '70 van de 20ste eeuw, als afsluiting van de aanleg ten aanzien van de snelle verstedelijking romdom de buitenplaats in deze tijd. Analoog aan de Achterdijk werd aan de buitenzijde van de lanen een rechte omgrachte strook hakhout aangelegd, als buffer naar de naar de parkrand uitgebreide stad Nieuwegein. Toen werd ook de oprijlaan (Lange laan) ingekort tot haar huidige lengte tot de noordgrens van het park en werd de entree, de 18de-eeuwse brug met toegangshek, naar de noordoosthoek van het park verplaatst. Het gebied ten zuiden van het park heeft als stadspark zijn oude landgoedkarakter behouden en bestaat uit een strook kavels met weilanden, in de lengte door greppels van elkaar afgescheiden en uit een strook grienden en bos. Alhoewel de omgrachte laan aan de noord- en westzijde in de jaren '70 van de 20ste eeuw werd ingeplant, was er ter plaatse oorspronkelijk wel een laanafsluiting aan deze zijde, zo blijkt uit het Kadastraal Minuutplan uit 1832 en uit de Topografische en Militaire kaart uit 1847-1848. In 1807-1808 maakte Hendrik van Lunteren op de twee rechthoekige stroken omgrachte terreinen op de as van de linker- en achtergevel van het huis, waar oorspronkelijk boomgaarden waren gesitueerd, een plan voor een landschappelijke parkaanleg met slingerpaden en solitaire boomgroepen, dat werd uitgevoerd en dat nog geheel bestaat. Ook de verlandschappelijkte gracht aan de achterzijde van het huis en aan de noordoostzijde van de voorburcht dateert uit deze periode evenals de licht verlandschappelijkte aanleg van het voorplein. Op elk van de twee rechte omgrachte stroken weiland aan de noordoost- en noordwestzijde van het park, waar oorspronkelijk eveneens boomgaarden waren gelegen, werd in de jaren '70 van de 20ste eeuw een woning gebouwd. Alszodanig is de aanleg van het park van Oudegein een zeer waardevol voorbeeld van een Renaissance-aanleg van rechte omgrachte lanen en rechthoekige omgrachte terreinen met boomgaarden en weilanden met een in deze structuur ingepaste vroeg-landschappelijke aanleg, waarbinnen tevens een gedeeltelijk Middeleeuwse aanleg-structuur behouden bleef. Waardering De historische tuin- en parkaanleg is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - als gaaf en zeldzaam voorbeeld van een symbiose van een Middeleeuwse, Renaissance en landschappelijke aanlegstructuur; - vanwege de zeldzaamheidswaarde van de Renaissance-aanleg; - vanwege de verwevenheid van de infrastructuur van de Renaissance-aanleg met de situering van het huis en als zodanig een gaaf bewaarde en zeldzame uiting van het gedachtengoed uit de eerste helft van de 17de eeuw met betrekking tot de architectuur van een ensemble van een riddermatig huis en een park; - vanwege de zeldzaamheidswaarde van het vroeg landschappelijke park van Hendrik van Lunteren; - vanwege de schoonheid'.
Monumentnummer: 526907
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 3: BOERDERIJ OP VOORBURCHT. Deze boerderij wordt reeds in de 16de eeuw vermeldt en is onlosmakelijk verbonden met de Ridderhofstad. Rode bakstenen (kloostermoppen) deels gepleisterde boerderij van het krukhuistype, gesitueerd op de omgrachte hooggelegen voorburcht. De boerderij werd in de tijd van de bouw van het hoofdhuis in de 17de eeuw eveneens verbouwd. De naar het zuiden gerichte voorgevel van de woning van de boerderij vertoont nog de korfboog-strekken boven de vensters en entree-deur, die tot ca. 1801 ook op het hoofdhuis aanwezig waren. De kruk van de boerderij is de met de rug naar de woning geplaatste heerschapskamer boven een kluiskelder, waarvan de zijgevel in de voorgevel van de woning overgaat. Deze heerschapskamer vormde een appart bouwlichaam en had zijn eigen toegang aan de westzijde. Het is niet ondenkbaar dat dit de heerschapskamer is geweest voor de heren van Oudegein. Met uitzondering van deze heerschapskamer is de boerderij met een breed riet gedekt zadeldak overkapt; de heerschapskamer heeft een pannen zadeldak. De voorgevel van de woning vertoont een gevelafsluiting ter linker zijde met twee voluten. Deze gevel eindigt in een enkele trap. De afsluiting aan de rechter zijde is strak: aannemelijk is dat de rechter gevelbeëindiging, die aan de linker zijde spiegelde, maar zeker is dit niet. De boerderij "De Hofstee" werd in 1975 gerestaureerd door de architect Canneman, waarbij de oorspronkelijke functie werd veranderd in woonhuis; aan het einde van die eeuw volgde een tweede grote in- en uitwendige restauratie. Inwendig heeft het aan de noordzijde van de woning aansluitende bedrijfsgegedeelte van de boerderij een ankerbalkconstructie. Achter(noord-)gevel: rode bakstenen gevel met zaagtandafsluiting met in het midden de brede doorgang onder getoogde strek van de voormalige dubbele deur. Aan weerszijden een hoog gelegen getoogd ijzeren stalvenster en aan de geveluiteinden een lage doorgang onder getoogde strek met luik. In de topgevel een luik onder getoogde strek. Aan weerzijde vertoont de boerderij meerruits vensters, enkel en samengesteld en enkele toegangsdeuren. Aan de oostgevel een haaks op de gevel geplaatste uitbouw met verdieping onder met rietgedekt wolfsdak. Voorgevel van de woning ter linker zijde de entree-deur met 6-ruits bovenlicht. Rechts hiervan twee 20-ruits schuifvensters en aan de rechterzijde een kleiner 12-ruits schuifvenster. Op de verdieping een 16-ruits kruiskozijn. In de aansluitende rechter zijgevel van de heerschapskamer twee 9-ruits schuifvensters. In de naar het hoofdgebouwgerichte korte gevel enkele meerruits vensters en een luik onder korfboogstrek naar de kluiskelder. Waardering De boerderij op voorburcht is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - als enig overgebleven in zijn soort, een relatief gaaf bewaard voorbeeld van een hofstede op een omgrachte voorburcht van een Utrechtse omgrachte ridderhofstad; - vanwege de architectuur van de woning en aangebouwde herenkamer; - vanwege de historische ensemblewaarde'.
Monumentnummer: 526908
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 4: BOUWHUIS. Rode bakstenen bouwhuis op rechthoekige grondslag onder met grijze pannen gedekt zadeldak met twee schoorstenen op de nokeinden. Het bouwhuis is vermoedelijk omstreeks het midden van de 17de eeuw opgetrokken. Op de tekening van Oudegein door Roeland Roghman uit 1646-1647 is wel gedeeltelijk een bouwwerk zichtbaar, maar dit is niet het bouwwerk, dat op 18de-eeuwse prenten is afgebeeld. Vermoedelijk is het bouwhuis in de jaren 1664-1669 opgetrokken. De kohieren van het huisgeld uit 1669 (archief gemeente Jutphaas) spreken voor het eerst van een bouwhuis. In 1724 wordt het bouwhuis als 'stallinge, koetshuys, hovenierswooninge' omschreven. Vergelijking met 18de-eeuwse prenten leert dat het bouwhuis thans ongeveer twee maal zo breed is als het bouwhuis in de 18de eeuw. Vermoedelijk is het bouwhuis verlengd en verbouwd omstreeks 1801, toen de nieuwe eigenaar Willem de Geer het hoofdgebouw ingrijpend verbouwde. Het Kadastraal Minuutplan uit 1832 geeft een oppervlakte van het bouwhuis aan, die overeenkomt met de huidige situatie. Naar het voorplein gerichte voor(oost-)gevel: de gevel is verdeeld in drie compartimenten waarin twee woningen, per compartiment bestaande uit een centraal gesitueerde toegangsdeur met 10-ruits bovenlicht met aan weerszijde een 30-ruits schuifvenster. Tussen de rechter en middelste woning een dubbele staldeur met paneelvakken onder geprofileerde semi-kroonlijst. Centraal op het dakvlak gelegen (boven middelste woning en staldeur) drie dakkapellen met 16-ruitsvenster. Aan de achterkant van het bouwhuis aan de linkerkant een bakstenen uitbouw onder met grijze pannen gedekt lessenaarsdak. Voorts aan deze zijde een onregelmatige vensterindeling met meerruits vensters. De vensterindeling aan de zuidelijke kopzijde in Lodewijk XV-trant is voor de bescherming van ondergeschikt belang. Waardering Het bouwhuis is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - als gaaf bewaard voorbeeld van een in oorsprong 17de-eeuws bouwhuis behorend bij een 17de-eeuwse Utrechtse ridderhofstad; - vanwege de beeldbepalende waarde in de parkaanleg; - vanwege de historische ensemblewaarde'.
Monumentnummer: 526909
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 5: TOEGANGSHEK EN BRUG AAN OPRIT. In de jaren '70 van de 20ste eeuw naar de huidige plek van de toendertijd ingekorte toegangslaan verplaatst toegangshek en brug uit de tweede helft van de 18de eeuw. De brug werd geplaatst in de tijd van Jan Jacob de Geer van Rijnhuizen, die in 1773 Oudegein verwierf. Aan de NO-hoek van het park gelegen rode bakstenen toegangsbrug, naar de walkanten kwartcirkelvormig uitzwenkend, met siersmeedijzeren balustrade op hardstenen afdekplaat. Op ongeveer een kwart lengte van de brug gerekend vanaf de plaats een monumentaal entreehek bestaande uit twee hardstenen blokpijlers op geprofileerde uitzwenkende voet en onder geprofileerd sluitstuk dat tevens dienst doet als voetstuk van twee wapenleeuwen met oorspronkelijk de wapens van Van Haeften en De Geer. Bij de verplaatsing van het hek naar de huidige plek heeft de eigenaar Mr. L.E. de Geer het wapen van Van Haeften laten overschilderen en laten veranderen in het wapen van zijn echtgenote mevrouw Röell. Tussen de pijlers een dubbel siersmeedijzeren hek, aan de bovenzijde afgesloten door een voluut. Waardering Het toegangshek en brug aan oprit is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - vanwege de ornamentele en ensemblewaarde; - als gaaf bewaard voorbeeld van een 18de-eeuws toegangshek van een 17de-eeuwse Utrechtse ridderhofstad'.
Monumentnummer: 526910
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 6: BRUG EN HEK NAAR VOORPLEIN. Enigszins trapeziumvormige brug met houten plankier, aan de laanzijde rustend op een betonnen en voor de bescherming van ondergeschikt belang zijnde keermuur en aan het voorplein rustend op een bakstenen keermuur, die tevens het fundament is van het monumentale 18de-eeuwse toegangshek naar het voorplein. De brug is voorzien van een eenvoudige smeedijzeren balustrade. De bakstenen rechthoekige hekpijlers onder afdekplaat, waarop een hardstenen wapenleeuw met links het wapen van Nassau La lecq en rechts van De Geer. De pijlers zwenken naar onderen kwartcirkelvormig naar buiten uit en eindigen in een pijlervormig eindstuk. De wapenleeuwen werden geplaatst in de tijd van Willem Carel de Geer, gehuwd met Isabella Rijksgravin van Nassau la lecq die de buitenplaats in 1801 van zijn moeder Theodora van Haeften erfde. Waardering De brug en hek naar voorplein zijn in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - vanwege de ornamentele en ensemblewaarde; - als gaaf bewaard voorbeeld van een 18de-eeuws toegangshek van een 17de-eeuwse Utrechtse ridderhofstad'.
Monumentnummer: 526911
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 7: BRUG. Eenvoudige houten brug met elegante siersmeedijzeren balustrade van het voorplein naar het park in landschapsstijl ten westen van het hoofdgebouw. De brug dateert uit de 19de eeuw, wellicht uit het begin van deze eeuw toen het park in landschapsstijl door de tuinarchitect Hendrik van Lunteren werd aangelegd. Waardering De brug van het voorplein naar het park in landschapsstijl is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de ensemblewaarde; - als gaaf bewaard voorbeeld van een eenvoudige elegante 19de-eeuwse parkbrug in een park in landschapsstijl'.
Monumentnummer: 526912
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 8: WERKPLAATS IN MOESTUIN. Rode bakstenen werkplaats annex volière uit het einde van de 19de eeuw in de moestuin onder met grijze pannen gedekt zadeldak. De aan de noordzijde gelegen entree-zijde vertoont centraal de toegangsdeur met erboven een rond ijzeren door twee puntovalen in 4 ruiten geleed bovenlicht. Waardering De werkplaats in moestuin is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de sobere en doelmatige vormgeving; - vanwege de ouderdom; - vanwege de ensemblewaarde'.
Monumentnummer: 526913
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 9: STAL. Rode 19de-eeuwse bakstenen stal onder met grijze (oost) en rode (west) pannen gedekt breed zadeldak, waarvan de gevels deels met verticale delen zijn bekleed. De stal ligt even ten noordoosten van het erf van de boerderij op de voorburcht. De naar het erf gerichte voor(zuidwest)gevel heeft centraal een dubbele rechte staldeur en aan weerszijden een halfronde deur. Op de verdieping centraal een halfrond hooiluik. De achter- en rechter zijgevel van de stal staan deels in de gracht. Waardering De stal is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de doelmatige vormgeving; - vanwege de ensemblewaarde'.
Monumentnummer: 526914
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 10: MOESTUINMUUR. Rood-gele bakstenen moestuinmuur uit het begin van de 18de eeuw, gesitueerd aan de noordoosthoek van de boerderij op de voorburcht. De muur loopt van de boerderij in een rechte lijn in oostelijke richting naar de gracht. Aan de noordzijde is de muur gestut door steunberen. Aan de oostzijde haakt de muur één travee in zuidelijke richting om. Waardering De moestuinmuur is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - vanwege de sobere en doelmatige vormgeving; - vanwege de ensemblewaarde; - vanwege de schoonheid'.
Monumentnummer: 30419
Zoals in Archis2: 'Boerderij terzijde van het huis; dwarshuis met topgevel en opkamer, met pannen gedekt, bogen boven vensters, 17e eeuw'.
Status:
Monumentnummer: 30418
Zoals in OBD/ KICH: 'Oud Gein. Statig landhuis, aanvang 17e eeuw, hoogoprijzend uit de gracht, hoog tentdak met twee verdiepingen dakkapellen, fraaie schoorstenen. Toegangshek, hardstenen pijlers met schilddragende leeuwen; de Geer-Nassau la lecq. Hek nabij het huis, schilddragende leeuwen'.
Monumentnummer: 526904
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 1: HOOFDGEBOUW, LANDHUIS OUDEGEIN. Statig hoog uit de gracht oprijzend paviljoenvormig rechthoekig classicistisch landhuis uit 1633, onder hoog met leien gedekt tentdak met twee verdiepingen op onderhuis, gebouwd door de toenmalige eigenaar Adriaan Ploos van Amstel, heer van Tienhoven, het Gein en Jutphaas. Ploos van Amstel bouwde het huis op de fundamenten van een ouder kasteel, en herschiep tegelijkertijd de parkaanleg in renaissancistische trant, zoals die tot op heden gedeeltelijk is bewaard. Huis en park vormen sinds 1633 een eenheid, die wellicht in de invloedsfeer van Constantijn Huygens (en hiermede in de invloedssfeer van prins Frederik Hendrik) tot stand is gekomen; Ploos van Amstel was nauw met Constantijn Huygens bevriend. In het onderhuis is de oude 14de-eeuwse woontoren van het oude kasteel nog deels bewaard, getuige de 1,9 m dikke muren en de aanwezigheid van een zwaar tongewelf (westzijde). Het huis is opgetrokken onder invloed van het toen in zwang zijnde Hollands classicisme; invloed van Scamozzi is tastbaar aanwezig in de rechte zandstenen door geprofileerde omlijsting omgeven ingangspartij (zuidzijde) met door voluten gesteunde kroonlijst, die naar voorbeelden uit zijn voorbeeldboeken is ontworpen. In het boven de kroonlijst gesitueerde wapenveld in reliëf het wapen van de ridderhofstad. Tegen de oostgevel is een waterstoep gelegen met 17de-eeuwse eiken toegangsdeur naar de keuken; naast de stoep bevond zich oorspronkelijk een duivenhok. Op het dak drie opvallende, hoge schoorstenen, afgesloten door een siersmeedijzeren kroonstuk met bol (centrale schoorsteen) en windvaan. De voor- en achtergevel (respectievelijk zuid- en noordgevel) zijn respectievelijk in zes en vijf venstertraveeën verdeeld. De muurdammen aan de voorgevel zijn van ongelijke breedte, hetgeen wellicht verklaard kan worden uit de gebruikmaking van gedeelten van de voorganger van het huidige huis (gevel vertoont echter geen naad) of uit de indeling van de ruimtes inwendig. Oorspronkelijk was het huis omgaande van kruisvensters voorzien met korfbogen (bel-etage) en accoladebogen (verdieping). Waarschijnlijk werd het huis omstreeks 1801, toen het door vererving in bezit kwam van Willem de Geer, gemoderniseerd en verkreeg het aan de voor-, achter- en de drie traveeën brede linker(west-)gevel de thans aanwezige brede 15- ruits schuifvensters (bel-etage) en 12-ruits schuifvensters (verdieping) met strekken erboven; toen verkreeg de huidige achtergevel de huidige regelmatige travee-indeling waar brede muurdammen aan weerszijden van de centrale venstertravee deze travee in visueel opzicht benadrukken en deze gevel een symmetrisch aanzien geven. Vermoedelijk werden de vensters aan de achterzijde toen eveneens van de thans nog aanwezige persiennes voorzien. De vensters in de drie traveeën brede rechter (oost-)gevel werden toen door de huidige blindnissen dichtgezet. Het oorspronkelijke drielichts venster aan de rechterzijde van de voorgevel van het onderhuis werd toen vervangen door de huidige twee 6-ruits schuifvensters. De achtergevel verkreeg toen in het onderhuis de vijf op de traveeën gelegen 6-ruits vensters. Op de plaats van de eenvoudige ophaalbrug kwam de huidige vaste houten brug van vijf bogen op gebosseerde pijlers met eronder gesitueerde dienstbrug; toen werd ook ter plaatse in het onderhuis de huidige dienstingang gemaakt. Het bovendek wordt voorafgegaan door een hardstenen trap van 8 geprofileerde treden. Trap en bovenbrug werden in deze tijd voorzien van de thans aanwezige eenvoudige smeedijzeren balustrade. De dakkapellen (drie aan de voorzijde, een enkele op de centrale travee aan de achterzijde en rechterzijde en drie aan de linkerzijde) dateren in oorsprong uit de bouwtijd van het huis en bestaan uit een van een kloosterkozijn afgeleide variant van een in een enkel kozijn gevat met luiken voorzien ondervenster (twee maal 6-ruits openslaand) waarboven een 12-ruits bovenvenster. De kapellen zijn overkapt door een met leien gedekt schilddak met driezijdig overstek aan de voorzijde. De kleinere en hogergelegen dakkappel aan de linkerzijde heeft een kloosterkozijn met 4-ruits onder- en bovenvenster. In 1873 werd het huis gerestaureerd; toen werden inwendig een aantal wijzigingen aangebracht. Honderd jaar later, in 1971, werd het huis wederom gerestaureerd. Inwendig: in de keuken (onderhuis, oostzijde) een balkenplafond en plavuizenvloer uit de bouwtijd. Op de bel-etage aan de linkerzijde de zaal met forse 17de-eeuwse schouw met zuilen en halfzuilen in rood-wit geaderd marmer. De kapconstructie bestaat uit zes eikenhouten jukken met krommers. Uit de tijd van Willem de Geer (eigenaar van 1801 tot 1831) dateren de vier ovale dessus-de-portes in stuc in de hal met voorstelling van de vier jaargetijden. Toen werden op de bovenverdieping de twee lage grijs en zwart marmeren schouwen aangebracht in eenvoudige laat-Empire-vormgeving. Bij de restauratie in 1873 werd het stucplafond met florale motieven in de hal aangebracht. Toen werd eveneens de trap, die waarschijnlijk oorspronkelijk achter de hal lag, verplaatst naar de rechter voorzijde van het huis. Waardering Het hoofdgebouw is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - vanwege de schoonheid; - als gaaf bewaard voorbeeld van een in de invloedsfeer van het Hollands-classicisme opgetrokken hoofdgebouw van een Utrechtse ridderhofstad uit de eerste helft van de 17de eeuw; - vanwege de verwevenheid met de in oorsprong 17de-eeuwse infrastructuur van het park en hiermee als gaaf bewaarde en zeldzame uiting van het gedachtengoed uit de eerste helft van de 17de eeuw met betrekking tot de architectuur van een ensemble van een riddermatig huis en park'.
Monumentnummer: 526906
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 2: HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG. De historische tuin- en parkaanleg van Oudegein vertoont sporen, die terug gaan tot in de 13de eeuw. In 1536 werd Oudegein als ridderhofstad erkent en gezien de voorwaarden die met deze erkenning gepaard gingen was het toenmalige huis omgracht. De ovaalvormige aanleg van de huidige omgrachte voorburcht met boerderij, de deels omgrachte boomgaard ten oosten van de voorburcht en de omgrachting van het huis als zodanig waren toen en wellicht eerder reeds aanwezig. Het tracé van het haaks op het voorplein gesitueerde gedeelte van de oprijlaan, de zogenaamde Kortelaan, is ouder en was al omstreek 1200 aanwezig als dam, om het water van de IJssel te keren en waar tol werd geheven. Ook de naar het hoofdgebouw gelegen noordzijde van het voorplein en laan en rechte grachtarm ten westen van het huis gaan in oorsprong tot omstreeks 1200 terug. Omstreeks 1633, toen het huidige huis in Hollands-classicistische stijl werd opgetrokken, werd in samenhang daarmee ook de aanleg van het park uitgebreid en veranderd. Aanleg van tuinen in Hollands-classicistische stijl (met as van symmetrie als ontwerpprincipe) was in deze tijd nog geen mode; alleen op Honselaardijk werd omstreeks deze tijd aan een park in deze nieuwe stijl gewerkt. Daarom is het niet verwonderlijk dat de eigenaar Adriaan Ploos van Amstel het park zoals in die tijd te doen gebruikelijk in Renaisance stijl liet aanleggen. Toen werd de huidige oprijlaan, de Lange Laan, aangelegd, aan weerszijden omgracht en voorzien van laanbomen (zomereik, circa 1960, enkele rij aan westzijde, dubbele rij aan oostzijde in driehoeksverband) met een onderbeplanting van hakhout, die enigszins gerend haaks omgaat in de genoemde Kortelaan (laanbeplanting zomereik, circa 1950, dubbel in driehoeksverband, met onderbeplanting van hakhout); het min of meer rechthoekige voorplein werd toen aangelegd, alsmede de omgrachte pentagonale moestuin en boomgaard in de zuidoostzijde van het terrein. Op de westelijke helft van dit pentagonale terrein werd een parterre met een kruisvormig padenpatroon aangelegd, zo blijkt uit de kaart van D. Groenou uit circa 1650. Een scheidingssloot op het terrein markeert nog de oorspronkelijke scheiding tussen deze parterre en de ten oosten hiervan gelegen boomgaard. De oprijlaan (Lange laan), ter hoogte van de splitsing in de Korte laan, gaat in een schuine bocht tevens om in de eveneens omgrachte laan, die aan de oostzijde van de boomgaard (hier beplant met walnoten, circa 1950) in westelijke richting afbuigt (Achterdijk) en hier langs de zuidzijde van de parkaanleg voert. In de 17de eeuw was deze omgrachte zuidlaan (Achterdijk) geheel met laanbomen beplant. Sinds de verlandschappelijking van gedeelten van het park in het begin van de 19de eeuw werd ter hoogte van de oprit deze laan geopend en dienen enkele solitairen uit deze tijd (eik) als coulissen voor landschappelijke doorzichten vanaf het voorplein. Ter plekke van het voorplein verkreeg de laan in deze tijd een absidiaalvormige uitstulping. Ook uit de periode omtreeks de bouw van het huis dateert de enigszins onregelmatig brede eveneens omgrachte strook hakhout, die langs de gehele zuidzijde van de aanleg voert. Ten zuidwesten van de oprit buigt de Achterdijk in noordelijke richting om, voert langs de achterzijde van het bouwhuis met dienstwoningen (complexonderdeel 3) en haakt vervolgens wederom in westelijk richting af. Dit laatste gedeelte van de laan is aan weerszijden met platanen beplant (circa 1900). De historische karakteristiek van omgrachtte lanen als omsluiting van de aanleg is ook aan de west- en noordzijde aanwezig, zij het dat deze karakteristiek deels weer is aangebracht in de jaren '70 van de 20ste eeuw, als afsluiting van de aanleg ten aanzien van de snelle verstedelijking romdom de buitenplaats in deze tijd. Analoog aan de Achterdijk werd aan de buitenzijde van de lanen een rechte omgrachte strook hakhout aangelegd, als buffer naar de naar de parkrand uitgebreide stad Nieuwegein. Toen werd ook de oprijlaan (Lange laan) ingekort tot haar huidige lengte tot de noordgrens van het park en werd de entree, de 18de-eeuwse brug met toegangshek, naar de noordoosthoek van het park verplaatst. Het gebied ten zuiden van het park heeft als stadspark zijn oude landgoedkarakter behouden en bestaat uit een strook kavels met weilanden, in de lengte door greppels van elkaar afgescheiden en uit een strook grienden en bos. Alhoewel de omgrachte laan aan de noord- en westzijde in de jaren '70 van de 20ste eeuw werd ingeplant, was er ter plaatse oorspronkelijk wel een laanafsluiting aan deze zijde, zo blijkt uit het Kadastraal Minuutplan uit 1832 en uit de Topografische en Militaire kaart uit 1847-1848. In 1807-1808 maakte Hendrik van Lunteren op de twee rechthoekige stroken omgrachte terreinen op de as van de linker- en achtergevel van het huis, waar oorspronkelijk boomgaarden waren gesitueerd, een plan voor een landschappelijke parkaanleg met slingerpaden en solitaire boomgroepen, dat werd uitgevoerd en dat nog geheel bestaat. Ook de verlandschappelijkte gracht aan de achterzijde van het huis en aan de noordoostzijde van de voorburcht dateert uit deze periode evenals de licht verlandschappelijkte aanleg van het voorplein. Op elk van de twee rechte omgrachte stroken weiland aan de noordoost- en noordwestzijde van het park, waar oorspronkelijk eveneens boomgaarden waren gelegen, werd in de jaren '70 van de 20ste eeuw een woning gebouwd. Alszodanig is de aanleg van het park van Oudegein een zeer waardevol voorbeeld van een Renaissance-aanleg van rechte omgrachte lanen en rechthoekige omgrachte terreinen met boomgaarden en weilanden met een in deze structuur ingepaste vroeg-landschappelijke aanleg, waarbinnen tevens een gedeeltelijk Middeleeuwse aanleg-structuur behouden bleef. Waardering De historische tuin- en parkaanleg is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - als gaaf en zeldzaam voorbeeld van een symbiose van een Middeleeuwse, Renaissance en landschappelijke aanlegstructuur; - vanwege de zeldzaamheidswaarde van de Renaissance-aanleg; - vanwege de verwevenheid van de infrastructuur van de Renaissance-aanleg met de situering van het huis en als zodanig een gaaf bewaarde en zeldzame uiting van het gedachtengoed uit de eerste helft van de 17de eeuw met betrekking tot de architectuur van een ensemble van een riddermatig huis en een park; - vanwege de zeldzaamheidswaarde van het vroeg landschappelijke park van Hendrik van Lunteren; - vanwege de schoonheid'.
Monumentnummer: 526907
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 3: BOERDERIJ OP VOORBURCHT. Deze boerderij wordt reeds in de 16de eeuw vermeldt en is onlosmakelijk verbonden met de Ridderhofstad. Rode bakstenen (kloostermoppen) deels gepleisterde boerderij van het krukhuistype, gesitueerd op de omgrachte hooggelegen voorburcht. De boerderij werd in de tijd van de bouw van het hoofdhuis in de 17de eeuw eveneens verbouwd. De naar het zuiden gerichte voorgevel van de woning van de boerderij vertoont nog de korfboog-strekken boven de vensters en entree-deur, die tot ca. 1801 ook op het hoofdhuis aanwezig waren. De kruk van de boerderij is de met de rug naar de woning geplaatste heerschapskamer boven een kluiskelder, waarvan de zijgevel in de voorgevel van de woning overgaat. Deze heerschapskamer vormde een appart bouwlichaam en had zijn eigen toegang aan de westzijde. Het is niet ondenkbaar dat dit de heerschapskamer is geweest voor de heren van Oudegein. Met uitzondering van deze heerschapskamer is de boerderij met een breed riet gedekt zadeldak overkapt; de heerschapskamer heeft een pannen zadeldak. De voorgevel van de woning vertoont een gevelafsluiting ter linker zijde met twee voluten. Deze gevel eindigt in een enkele trap. De afsluiting aan de rechter zijde is strak: aannemelijk is dat de rechter gevelbeëindiging, die aan de linker zijde spiegelde, maar zeker is dit niet. De boerderij "De Hofstee" werd in 1975 gerestaureerd door de architect Canneman, waarbij de oorspronkelijke functie werd veranderd in woonhuis; aan het einde van die eeuw volgde een tweede grote in- en uitwendige restauratie. Inwendig heeft het aan de noordzijde van de woning aansluitende bedrijfsgegedeelte van de boerderij een ankerbalkconstructie. Achter(noord-)gevel: rode bakstenen gevel met zaagtandafsluiting met in het midden de brede doorgang onder getoogde strek van de voormalige dubbele deur. Aan weerszijden een hoog gelegen getoogd ijzeren stalvenster en aan de geveluiteinden een lage doorgang onder getoogde strek met luik. In de topgevel een luik onder getoogde strek. Aan weerzijde vertoont de boerderij meerruits vensters, enkel en samengesteld en enkele toegangsdeuren. Aan de oostgevel een haaks op de gevel geplaatste uitbouw met verdieping onder met rietgedekt wolfsdak. Voorgevel van de woning ter linker zijde de entree-deur met 6-ruits bovenlicht. Rechts hiervan twee 20-ruits schuifvensters en aan de rechterzijde een kleiner 12-ruits schuifvenster. Op de verdieping een 16-ruits kruiskozijn. In de aansluitende rechter zijgevel van de heerschapskamer twee 9-ruits schuifvensters. In de naar het hoofdgebouwgerichte korte gevel enkele meerruits vensters en een luik onder korfboogstrek naar de kluiskelder. Waardering De boerderij op voorburcht is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - als enig overgebleven in zijn soort, een relatief gaaf bewaard voorbeeld van een hofstede op een omgrachte voorburcht van een Utrechtse omgrachte ridderhofstad; - vanwege de architectuur van de woning en aangebouwde herenkamer; - vanwege de historische ensemblewaarde'.
Monumentnummer: 526908
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 4: BOUWHUIS. Rode bakstenen bouwhuis op rechthoekige grondslag onder met grijze pannen gedekt zadeldak met twee schoorstenen op de nokeinden. Het bouwhuis is vermoedelijk omstreeks het midden van de 17de eeuw opgetrokken. Op de tekening van Oudegein door Roeland Roghman uit 1646-1647 is wel gedeeltelijk een bouwwerk zichtbaar, maar dit is niet het bouwwerk, dat op 18de-eeuwse prenten is afgebeeld. Vermoedelijk is het bouwhuis in de jaren 1664-1669 opgetrokken. De kohieren van het huisgeld uit 1669 (archief gemeente Jutphaas) spreken voor het eerst van een bouwhuis. In 1724 wordt het bouwhuis als 'stallinge, koetshuys, hovenierswooninge' omschreven. Vergelijking met 18de-eeuwse prenten leert dat het bouwhuis thans ongeveer twee maal zo breed is als het bouwhuis in de 18de eeuw. Vermoedelijk is het bouwhuis verlengd en verbouwd omstreeks 1801, toen de nieuwe eigenaar Willem de Geer het hoofdgebouw ingrijpend verbouwde. Het Kadastraal Minuutplan uit 1832 geeft een oppervlakte van het bouwhuis aan, die overeenkomt met de huidige situatie. Naar het voorplein gerichte voor(oost-)gevel: de gevel is verdeeld in drie compartimenten waarin twee woningen, per compartiment bestaande uit een centraal gesitueerde toegangsdeur met 10-ruits bovenlicht met aan weerszijde een 30-ruits schuifvenster. Tussen de rechter en middelste woning een dubbele staldeur met paneelvakken onder geprofileerde semi-kroonlijst. Centraal op het dakvlak gelegen (boven middelste woning en staldeur) drie dakkapellen met 16-ruitsvenster. Aan de achterkant van het bouwhuis aan de linkerkant een bakstenen uitbouw onder met grijze pannen gedekt lessenaarsdak. Voorts aan deze zijde een onregelmatige vensterindeling met meerruits vensters. De vensterindeling aan de zuidelijke kopzijde in Lodewijk XV-trant is voor de bescherming van ondergeschikt belang. Waardering Het bouwhuis is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - als gaaf bewaard voorbeeld van een in oorsprong 17de-eeuws bouwhuis behorend bij een 17de-eeuwse Utrechtse ridderhofstad; - vanwege de beeldbepalende waarde in de parkaanleg; - vanwege de historische ensemblewaarde'.
Monumentnummer: 526909
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 5: TOEGANGSHEK EN BRUG AAN OPRIT. In de jaren '70 van de 20ste eeuw naar de huidige plek van de toendertijd ingekorte toegangslaan verplaatst toegangshek en brug uit de tweede helft van de 18de eeuw. De brug werd geplaatst in de tijd van Jan Jacob de Geer van Rijnhuizen, die in 1773 Oudegein verwierf. Aan de NO-hoek van het park gelegen rode bakstenen toegangsbrug, naar de walkanten kwartcirkelvormig uitzwenkend, met siersmeedijzeren balustrade op hardstenen afdekplaat. Op ongeveer een kwart lengte van de brug gerekend vanaf de plaats een monumentaal entreehek bestaande uit twee hardstenen blokpijlers op geprofileerde uitzwenkende voet en onder geprofileerd sluitstuk dat tevens dienst doet als voetstuk van twee wapenleeuwen met oorspronkelijk de wapens van Van Haeften en De Geer. Bij de verplaatsing van het hek naar de huidige plek heeft de eigenaar Mr. L.E. de Geer het wapen van Van Haeften laten overschilderen en laten veranderen in het wapen van zijn echtgenote mevrouw Röell. Tussen de pijlers een dubbel siersmeedijzeren hek, aan de bovenzijde afgesloten door een voluut. Waardering Het toegangshek en brug aan oprit is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - vanwege de ornamentele en ensemblewaarde; - als gaaf bewaard voorbeeld van een 18de-eeuws toegangshek van een 17de-eeuwse Utrechtse ridderhofstad'.
Monumentnummer: 526910
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 6: BRUG EN HEK NAAR VOORPLEIN. Enigszins trapeziumvormige brug met houten plankier, aan de laanzijde rustend op een betonnen en voor de bescherming van ondergeschikt belang zijnde keermuur en aan het voorplein rustend op een bakstenen keermuur, die tevens het fundament is van het monumentale 18de-eeuwse toegangshek naar het voorplein. De brug is voorzien van een eenvoudige smeedijzeren balustrade. De bakstenen rechthoekige hekpijlers onder afdekplaat, waarop een hardstenen wapenleeuw met links het wapen van Nassau La lecq en rechts van De Geer. De pijlers zwenken naar onderen kwartcirkelvormig naar buiten uit en eindigen in een pijlervormig eindstuk. De wapenleeuwen werden geplaatst in de tijd van Willem Carel de Geer, gehuwd met Isabella Rijksgravin van Nassau la lecq die de buitenplaats in 1801 van zijn moeder Theodora van Haeften erfde. Waardering De brug en hek naar voorplein zijn in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - vanwege de ornamentele en ensemblewaarde; - als gaaf bewaard voorbeeld van een 18de-eeuws toegangshek van een 17de-eeuwse Utrechtse ridderhofstad'.
Monumentnummer: 526911
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 7: BRUG. Eenvoudige houten brug met elegante siersmeedijzeren balustrade van het voorplein naar het park in landschapsstijl ten westen van het hoofdgebouw. De brug dateert uit de 19de eeuw, wellicht uit het begin van deze eeuw toen het park in landschapsstijl door de tuinarchitect Hendrik van Lunteren werd aangelegd. Waardering De brug van het voorplein naar het park in landschapsstijl is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de ensemblewaarde; - als gaaf bewaard voorbeeld van een eenvoudige elegante 19de-eeuwse parkbrug in een park in landschapsstijl'.
Monumentnummer: 526912
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 8: WERKPLAATS IN MOESTUIN. Rode bakstenen werkplaats annex volière uit het einde van de 19de eeuw in de moestuin onder met grijze pannen gedekt zadeldak. De aan de noordzijde gelegen entree-zijde vertoont centraal de toegangsdeur met erboven een rond ijzeren door twee puntovalen in 4 ruiten geleed bovenlicht. Waardering De werkplaats in moestuin is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de sobere en doelmatige vormgeving; - vanwege de ouderdom; - vanwege de ensemblewaarde'.
Monumentnummer: 526913
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 9: STAL. Rode 19de-eeuwse bakstenen stal onder met grijze (oost) en rode (west) pannen gedekt breed zadeldak, waarvan de gevels deels met verticale delen zijn bekleed. De stal ligt even ten noordoosten van het erf van de boerderij op de voorburcht. De naar het erf gerichte voor(zuidwest)gevel heeft centraal een dubbele rechte staldeur en aan weerszijden een halfronde deur. Op de verdieping centraal een halfrond hooiluik. De achter- en rechter zijgevel van de stal staan deels in de gracht. Waardering De stal is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de doelmatige vormgeving; - vanwege de ensemblewaarde'.
Monumentnummer: 526914
Zoals in Archis2: 'Omschrijving onderdeel 10: MOESTUINMUUR. Rood-gele bakstenen moestuinmuur uit het begin van de 18de eeuw, gesitueerd aan de noordoosthoek van de boerderij op de voorburcht. De muur loopt van de boerderij in een rechte lijn in oostelijke richting naar de gracht. Aan de noordzijde is de muur gestut door steunberen. Aan de oostzijde haakt de muur één travee in zuidelijke richting om. Waardering De moestuinmuur is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de gaafheid; - vanwege de sobere en doelmatige vormgeving; - vanwege de ensemblewaarde; - vanwege de schoonheid'.
Monumentnummer: 30419
Zoals in Archis2: 'Boerderij terzijde van het huis; dwarshuis met topgevel en opkamer, met pannen gedekt, bogen boven vensters, 17e eeuw'.
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan: J (Bestemmingsplan Oudegein-Hogelanden, goedgekeurd 15 juli 2008, http://gwpprod.nieuwegein.nl/bestemmingsplannen/oudegein-hogelanden/index.html (geraadpleegd 4-11-2010))
Bestemming: (Landgoed met cultuurhistorische waarden)
Bestemmingsplan: J (Bestemmingsplan Oudegein-Hogelanden, goedgekeurd 15 juli 2008, http://gwpprod.nieuwegein.nl/bestemmingsplannen/oudegein-hogelanden/index.html (geraadpleegd 4-11-2010))
Bestemming: (Landgoed met cultuurhistorische waarden)
Auteur en datum
Auteur: M.D. Saan
Beschrijving gemaakt: 20 oktober 2000
Auteur: M.D. Saan
Beschrijving gemaakt: 20 oktober 2000
Bouwhistorisch onderzoek RCE
N.v.t.
N.v.t.
Archeologisch onderzoek RCE
N.v.t.
N.v.t.
Overig onderzoek
2009 bureauonderzoek door ADC ArcheoProjecten.
2009 bureauonderzoek door ADC ArcheoProjecten.
Geomorfologische codering
B, Bebouwing.
B, Bebouwing.
Bodemkundige codering
Rn95A-VI, Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei, profielverloop 5.
Rn95A-VI, Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei, profielverloop 5.
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.