Oudste vermelding
Datum: 1318
Bron: Rentmeestersrekening (Van den Broecke 1978, 126)
"Niet voorhanden. "
Als mogelijk stichtingsjaar van een (houten) voorganger van het Gravenhof noemden oudere historiografen zelfs 1048. Volgens de kroniekschrijver Jacob van den Eijnde (Eyndius, 1575-1614) had de Vlaamse graaf Boudewijn V te Zierikzee een sterkte gebouwd, die in genoemd jaar 1048 in handen viel van de Hollandse graaf. De eerste bekende vermelding biedt pas de rentmeestersrekening van 1318. Wellicht was de Vlaamse inval van 1253 voor graaf Willem II aanleiding om in Zierikzee (stadsrechten 1248) een grafelijk kasteel te bouwen, zo is verondersteld. Ook elders op de noordelijke Zeeuwse eilanden liet de graaf in deze periode enkele kastelen bouwen. Archeologische gegevens spreken dit echter tegen.
Bezitsgeschiedenis
Zierikzee was als gevolg van een ruil met Costijn van Zierikzee in 1229 in handen van de graaf gekomen. Het Gravenhof was grafelijk bezit en is vermoedelijk gebouwd door graaf Willem II (regeerperiode 1234-1256), maar wordt voorzover bekend voor het eerst vermeld in 1318. Bij het begin van de Opstand moet er al vrijwel niets van over zijn geweest; officieel wordt de afbraak van het slot echter gesteld op 1613 of 1615.
Bouwgeschiedenis
Het Gravenhof was 'rondsomme wel bemuurd' en omgeven door een gracht. De latere Karnemelksvaart is, zo wordt verondersteld, deel geweest van de (noordelijke) gracht.De Zierikzeese stradsplattegrond van Jacob van Deventer uit het derde kwart van de zestiende eeuw geeft aan de oostzijde van het terrein een water aan, dat echter doorloopt tot benoorden de Karnemelksvaart en eveneens wordt geïnterpreteerd als een restant van de gracht van het Gravenhof. Het complex bestond vermoedelijk uit drie vleugels (noorden, westen, zuiden); het plein werd aan de oostzijde waarschijnlijk afgesloten door een muur, waarin het in grafelijke rekeningen genoemde ''s Graven poorthuijs' was opgenomen. Stallen en bergplaatsing waren vermoedelijk aan weerszijden van het poortgebouw tegen de afsluitingsmuur gesitueerd. Voor het poorthuis zal een (ophaal)brug hebben gelegen. Beschrijvingen van de vertrekken van het Gravenhof wijzen op een behoorlijke omvang van het kasteel, berekend op een aanzienlijke hofhouding. Willem IV (regeerperiode 1337-1345) verbleef vaak op het kasteel en spendeerde veel aan de verbetering van het gebouw. Grafelijke rekeningen spreken behalve over het poorthuis ook over de 'halle' met daarachter de vierschaar. Voor de bouw van een nieuwe vierschaar ontbood men heiers uit Dordrecht. Voorts is er melding van de vernieuwing van stangen, dienend tot steun van de zandstenen leeuwen vóór de brug over de gracht (zijde Marktveld; de kant waar Van Deventer het water aangeeft), dienend als schildhouder van het grafelijk wapen. De leeuwen stonden op gemetselde pilasters en tussen de pilasters bevond zich een hek als afsluiting, aldus Van Beveren (1960, 12). Ook is er sprake van 'alle die camere van de noorder ghevele' waarvan de zuidelijke vensters vermoedelijk uitzicht gaven op het binnenplein. De 'zuderste cameren' hadden vermoedelijk vensters op de noordzijde, die eveneens uitzagen op het binnenplein. Ook worden twee ramen van het grafelijk huis vermeld, kapot gewaaid als gevolg van een storm in september 1433, bij welke gelegenheid ook uitbouw aan de noordzijde van het kasteel, gebruikt als 'stille camer' (toilet) is afgerukt. De stadsplattegrond van Van Deventer (XVIc) geeft al geen bebouwing van het Gravenhof meer aan; zoals gezegd slechts de (vermoedelijke) oostelijke gracht. De overige, waarschijnlijk uiterst geringe resten van het kasteel zijn afgebroken in 1613 of 1615. Ook de funderingen zijn toen (grotendeels?) uitgebroken, waarna het terrein is uitgegeven als bouwgrond. Archeologisch onderzoek in 1991 op de hoek van de Gravenstraat en de Karnemelksvaart (voormalig bedrijfsterrein Groenleer) bracht waarschijnlijk concrete restanten van het Gravenhof aan het licht. Er werd (benoorden de Karnemelksvaart dus!) een bakstenen fundering aangesneden die bleek te behoren tot een rond fundament met ingang, ge?nterpreteerd als (uitkijk)toren. Het fundament met een funderingsdiepte van 0.95 m - N.A.P. had een buitendiameter van 5 m. Hoewel het muurwerk aan de binnenzijde was uitgebroken, zal de dikte niet veel meer dan 60 cm zijn geweest. Een ingang (?) aan de oostzijde had een natuurstenen drempel van 1,10 m breed. De steenmaat van de rode baksteen (28/29 x 14,5/14 x 7 cm) ondersteunt een datering in de vroege veertiende eeuw. De Nobelpoort te Zierikzee, waarvan wordt aangenomen dat hij uit het begin van de veertiende eeuw dateert, heeft hetzelfde baksteenformaat. Op 6 m afstand in westelijke richting werd een, eveneens vermoedelijk tot het Gravenhof behorende grachtinsteek aangetroffen, die na op 9 m de grens veen-Calaisklei te hebben doorsneden, een veel vlakker verloop kreeg. Bij het eind van de opgravingsput, juist tegen de huidige stadswal op 14 m van de toren, reikte hij tot 2,90 m - N.A.P. Uit twee andere proefputten bleek dat de gracht evenwijdig loopt aan de huidige omwalling. Hij is gezien het aangetroffen aardewerk (jongste scherven vermoedelijk XVA) en afbraakpuin van de toren gedempt vóór 1550. Het moment van afbraak van de toren is in overeenstemming met de gegevens op de stadsplattegrond van Van Deventer, die hier immers alleen de (nu nog bestaande) omwalling en stadsgracht en een nieuw (?) zijstraatje van de Karnemelksvaart (en de genoemde oostelijke waterpartij) aangeeft. Het archeologisch onderzoek (en latere bodemsanering in januari 1992) leverde voorts menselijke begravingen op, die vermoedelijk dateren uit de Hofperiode, vóór de verkaveling van het terrein in de zestiende eeuw.