Levendaal
VOLLEDIG [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Levendaal
Levendaal
Locatie
Adres: Levendaalseweg, 3911 BD, Rhenen
Rhenen
Gemeente Rhenen
Provincie Utrecht
Levendaal, vroeger 'Laar' genoemd, lag aan de oostzijde van de Cuneraweg ten zuiden van de scherpe knik die de Levendaalselaan maakt ten oosten van Rhenen.
Adres: Levendaalseweg, 3911 BD, Rhenen
Rhenen
Gemeente Rhenen
Provincie Utrecht
Levendaal, vroeger 'Laar' genoemd, lag aan de oostzijde van de Cuneraweg ten zuiden van de scherpe knik die de Levendaalselaan maakt ten oosten van Rhenen.
Typologie
Levendaal was een woontoren. Deze conclusie is gebaseerd op archeologisch onderzoek.
Levendaal was een woontoren. Deze conclusie is gebaseerd op archeologisch onderzoek.
Etymologie
Levendaal werd vroeger Laar genoemd. Laar verwijst naar het Laareind, een buurtschap van de gemeente Rhenen. Vanaf de 18e eeuw wordt het huis Levendaal genoemd naar de toenmalige bewoners.
Levendaal werd vroeger Laar genoemd. Laar verwijst naar het Laareind, een buurtschap van de gemeente Rhenen. Vanaf de 18e eeuw wordt het huis Levendaal genoemd naar de toenmalige bewoners.
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 19-2-2009
Op het terrein van het voormalige kasteel Levendaal staat nu een boerderij met de naam Levendaal, en op de plaats waar het kasteel gestaan heeft staat nu een oude lindeboom.
Laatst bijgewerkt: 19-2-2009
Op het terrein van het voormalige kasteel Levendaal staat nu een boerderij met de naam Levendaal, en op de plaats waar het kasteel gestaan heeft staat nu een oude lindeboom.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Van het middeleeuwse huis Levendaal zijn bovengronds geen resten bewaard gebleven. Een zeer oude lindeboom markeert de plaats waar het huis gestaan heeft. Bij opgravingen zijn funderingen van het gebouw aangetroffen. Uit weerstands- en booronderzoek is gebleken dat een deel van de grachten nog aanwezig is (Van der Graaf, e.a. 1990, 358-363).
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Van het middeleeuwse huis Levendaal zijn bovengronds geen resten bewaard gebleven. Een zeer oude lindeboom markeert de plaats waar het huis gestaan heeft. Bij opgravingen zijn funderingen van het gebouw aangetroffen. Uit weerstands- en booronderzoek is gebleken dat een deel van de grachten nog aanwezig is (Van der Graaf, e.a. 1990, 358-363).
Afmetingen
Het totale terrein inclusief de buitenste grachten was 75x125 meter en de buitenomtrek van de hoofdburcht, exclusief de grachten was 14,25 x 9 meter. De afmetingen zijn gebaseerd op de resultaten van archeologisch onderzoek.
Het totale terrein inclusief de buitenste grachten was 75x125 meter en de buitenomtrek van de hoofdburcht, exclusief de grachten was 14,25 x 9 meter. De afmetingen zijn gebaseerd op de resultaten van archeologisch onderzoek.
Fysisch-geografische situering
Het kasteelterrein ligt op de flank van een stuwwal, aan de Noordzijde van de Rijn.
Het kasteelterrein ligt op de flank van een stuwwal, aan de Noordzijde van de Rijn.
Oudste vermelding
Datum: 1331
Bron: RAU, Bissch. Arch., nr. 2, fol. 140 vs.
"(...) 'vortmer so ne mote wi end eervent neghenen borgh ofte vestenisse setten op dat gut to Larberghe vurghenomet et en si mit willen unses heren des biscopes vorgeseghet (...)'."
Dideric Sobbe droeg in 1331 zijn goed op de Laarseberg op aan de bisschop en ontving het weer in leen. Daarbij stemde hij in met de volgende bepaling: (...) 'vortmer so ne mote wi end eervent neghenen borgh ofte vestenisse setten op dat gut to Larberghe vurghenomet et en si mit willen unses heren des biscopes vorgeseghet (...)', d.w.z. dat er zonder toestemming van de bisschop geen versterking op het goed gebouwd mocht worden. Hoewel er niet concreet over een kasteel of hof wordt gesproken, kunnen wij uit het citaat opmaken dat op deze plek later een kasteel moet zijn gebouwd. Er wordt vermeld dat er, zonder toestemming van de bisschop, geen burcht op dit goed mocht worden gebouwd. Het genoemde domistadium groeide later uit tot het kasteel. [???? Die redenering snap ik niet MS]
Datum: 1331
Bron: RAU, Bissch. Arch., nr. 2, fol. 140 vs.
"(...) 'vortmer so ne mote wi end eervent neghenen borgh ofte vestenisse setten op dat gut to Larberghe vurghenomet et en si mit willen unses heren des biscopes vorgeseghet (...)'."
Dideric Sobbe droeg in 1331 zijn goed op de Laarseberg op aan de bisschop en ontving het weer in leen. Daarbij stemde hij in met de volgende bepaling: (...) 'vortmer so ne mote wi end eervent neghenen borgh ofte vestenisse setten op dat gut to Larberghe vurghenomet et en si mit willen unses heren des biscopes vorgeseghet (...)', d.w.z. dat er zonder toestemming van de bisschop geen versterking op het goed gebouwd mocht worden. Hoewel er niet concreet over een kasteel of hof wordt gesproken, kunnen wij uit het citaat opmaken dat op deze plek later een kasteel moet zijn gebouwd. Er wordt vermeld dat er, zonder toestemming van de bisschop, geen burcht op dit goed mocht worden gebouwd. Het genoemde domistadium groeide later uit tot het kasteel. [???? Die redenering snap ik niet MS]
Bezitsgeschiedenis
Volgens Van Iterson (1960) heeft ter plaatse van het Laareind een curtis (hof) gelegen van de Abdij van Werden (al sinds 855), genaamd Laar. Laar werd een leen van de bisschop, die in 1331 Dideric Sobbe een akte deed ondertekenen, waarin de laatste zijn goed op de Laarseberg aan de bisschop in eigendom overdroeg en in leen terug ontving, mits hij en zijn rechtsopvolgers geen 'borg of veste' op dit land zouden bouwen zonder toestemming van de bisschop. Het huis Levendaal komt niet in de Stichtse leenprotocollen voor, maar van de hofstede te Laar zijn de leenmannen door middel van het leenboek van de heren van Egmond wel bekend. Gezien de topografische beschrijvingen van hofstede Laar daarin en die van Levendaal in een verkoopakte van 1788 ging het om hetzelfde gebouw. In 1410 was Jan van Rhenen beleend met Laar, dat door vererving in handen was gekomen van de heren van Egmond. In 1450 dreigde het bezit verbeurd verklaard te worden en door Lambert Hermansz. voor Pieter, bastaard van Egmond, te worden verkocht. Dit is blijkbaar niet gebeurd, omdat in 1473 Hubert van Rhenen, de zoon van Jan, de hofstede overdeed aan Lodewijk van Levendaal. De eerste Van Levendaal die in Rhenen bekend is, was de vader van Lodewijk, Danys of Dionijs. Lodewijk droeg een stuk grond in 1485 op aan de bisschop, dat ooit werd gepacht en beheerd door Danys van Levendaal. Van deze Dionijs is een akte bekend, waarvan onduidelijk is of deze vals is of niet. Volgens die akte zou Dionijs reeds in 1395 beleend zijn met de hof Laar. Rond 1453 verkreeg Dionijs leengoederen vlakbij de Laar. We weten niet of hij voor die tijd reeds in Rhenen aanwezig was. Dionijs' zoon Lodewijk komt van ca. 1466 tot rond 1506 in de stukken voor. Lodewijk overleed in 1506. Een zoon van Lodewijk, Jan, huwde met de Brabantse Cornelia van Ranst, die van haar broer de heerlijkheid Tielen erfde, waar het echtpaar zich vestigde. Daar zijn ze ook begraven, dus waarschijnlijk hebben ze zich weinig opgehouden in Laar, dat in 1519 in hun handen was overgegaan. In ieder geval hebben ze niet meegemaakt dat zo'n 150 bisschoppelijke ruiters in 1528 het land van Rhenen afstroopten en ook het huis Levendaal plunderden. De laatste Van Levendaal was toen al vertrokken. In 1530 overleed Jan. De dochter van Jan, Margriet van Levendaal, was getrouwd met Balthasar van Wees. Aan hem deed Jan het huis over in 1519. Het huis ging daarna over op Olivier van Wees, de zoon van Margriet. Olivier droeg het huis in 1554 over aan Dirk van Ermel, die getrouwd was met Anna van Lawick. Na hem kwam het huis in handen van de familie Van Westerholt. Levendaal vindt men niet op de lijst van Utrechtse ridderhofsteden, hoewel het huis wel omgracht was en in de 16e eeuw ongetwijfeld nog wel van een ophaalbrug was voorzien. Dit zal te maken hebben met het gegeven dat Levendaal binnen het schependom van Rhenen was gelegen en daarom vrij was gesteld van het huisgeld. Verder was Levendaal ten tijde van het opstellen van de lijst niet in het bezit van een adellijke familie. In 1610 kwam de familie Knipping als lener naar voren, maar via de weduwe van Koenraad Knipping werd in 1612 Dirk Kraaivanger de opvolger. Het bleef toen tot 1637 in de familie Kraaivanger, totdat Johanna Kraaivanger het overdroeg op Guillain Everwijn. Na diens dood in 1641 ging het goed over op zoon Evert Everwijn, burgemeester van Arnhem. In 1666 is Laar opnieuw overgedaan en na enige snelle wisselingen van eigenaar kwam het in handen van de Rhenense familie Van Brienen. In het midden van de 18e eeuw wordt het huis aangeduid met Levendaal. De zoon van Jan van Brienen, Ghijsbert Carel Rutger, kreeg het huis in 1786, maar transporteerde het meteen aan Nicolaas Wilhelmus Buddingh. Buddingh deed het huis over aan Nicolaas van der Waaije in 1788. Hoelang hij eigenaar is geweest, is niet bekend, maar in 1830 is het landgoed Levendaal met alle gebouwen en landerijen aan Pieter Roghair verkocht. Het oorspronkelijke kasteel bestond toen niet meer; dat werd omstreeks 1820 gesloopt. In de overdrachtsakte is er slechts sprake van een boerderij met boomgaard, tuin en gracht. Zeven jaar later verkocht Roghair het goed aan A.F.G.G.C. baron von Knobelsdorff: die was gehuwd met jkvr. L.C.J. van Schuijlenburch. Zij overleefde haar man en hertrouwde met Gerrit graaf Schimmelpenninck. Zo kwam het landgoed in de familie Schimmelpenninck. Een jongere zoon van graaf Schimmelpenninck volgde hem op in zijn Rhenense goederen, die in 1882 na zijn overlijden bij publieke verkoping onder de hamer gingen. Koper was Maria Barbara Menso uit Amsterdam, een telg uit een Rhenens dominees- en burgemeesters geslacht. In 1922 was er opnieuw een openbare verkoping van het landgoed, dat nu door Leccius de Ridderwerd werd gekocht t.b.v. de boer Wouter Johannes Arissen. Zijn jongste zoon is de huidige eigenaar van het landgoed.
Volgens Van Iterson (1960) heeft ter plaatse van het Laareind een curtis (hof) gelegen van de Abdij van Werden (al sinds 855), genaamd Laar. Laar werd een leen van de bisschop, die in 1331 Dideric Sobbe een akte deed ondertekenen, waarin de laatste zijn goed op de Laarseberg aan de bisschop in eigendom overdroeg en in leen terug ontving, mits hij en zijn rechtsopvolgers geen 'borg of veste' op dit land zouden bouwen zonder toestemming van de bisschop. Het huis Levendaal komt niet in de Stichtse leenprotocollen voor, maar van de hofstede te Laar zijn de leenmannen door middel van het leenboek van de heren van Egmond wel bekend. Gezien de topografische beschrijvingen van hofstede Laar daarin en die van Levendaal in een verkoopakte van 1788 ging het om hetzelfde gebouw. In 1410 was Jan van Rhenen beleend met Laar, dat door vererving in handen was gekomen van de heren van Egmond. In 1450 dreigde het bezit verbeurd verklaard te worden en door Lambert Hermansz. voor Pieter, bastaard van Egmond, te worden verkocht. Dit is blijkbaar niet gebeurd, omdat in 1473 Hubert van Rhenen, de zoon van Jan, de hofstede overdeed aan Lodewijk van Levendaal. De eerste Van Levendaal die in Rhenen bekend is, was de vader van Lodewijk, Danys of Dionijs. Lodewijk droeg een stuk grond in 1485 op aan de bisschop, dat ooit werd gepacht en beheerd door Danys van Levendaal. Van deze Dionijs is een akte bekend, waarvan onduidelijk is of deze vals is of niet. Volgens die akte zou Dionijs reeds in 1395 beleend zijn met de hof Laar. Rond 1453 verkreeg Dionijs leengoederen vlakbij de Laar. We weten niet of hij voor die tijd reeds in Rhenen aanwezig was. Dionijs' zoon Lodewijk komt van ca. 1466 tot rond 1506 in de stukken voor. Lodewijk overleed in 1506. Een zoon van Lodewijk, Jan, huwde met de Brabantse Cornelia van Ranst, die van haar broer de heerlijkheid Tielen erfde, waar het echtpaar zich vestigde. Daar zijn ze ook begraven, dus waarschijnlijk hebben ze zich weinig opgehouden in Laar, dat in 1519 in hun handen was overgegaan. In ieder geval hebben ze niet meegemaakt dat zo'n 150 bisschoppelijke ruiters in 1528 het land van Rhenen afstroopten en ook het huis Levendaal plunderden. De laatste Van Levendaal was toen al vertrokken. In 1530 overleed Jan. De dochter van Jan, Margriet van Levendaal, was getrouwd met Balthasar van Wees. Aan hem deed Jan het huis over in 1519. Het huis ging daarna over op Olivier van Wees, de zoon van Margriet. Olivier droeg het huis in 1554 over aan Dirk van Ermel, die getrouwd was met Anna van Lawick. Na hem kwam het huis in handen van de familie Van Westerholt. Levendaal vindt men niet op de lijst van Utrechtse ridderhofsteden, hoewel het huis wel omgracht was en in de 16e eeuw ongetwijfeld nog wel van een ophaalbrug was voorzien. Dit zal te maken hebben met het gegeven dat Levendaal binnen het schependom van Rhenen was gelegen en daarom vrij was gesteld van het huisgeld. Verder was Levendaal ten tijde van het opstellen van de lijst niet in het bezit van een adellijke familie. In 1610 kwam de familie Knipping als lener naar voren, maar via de weduwe van Koenraad Knipping werd in 1612 Dirk Kraaivanger de opvolger. Het bleef toen tot 1637 in de familie Kraaivanger, totdat Johanna Kraaivanger het overdroeg op Guillain Everwijn. Na diens dood in 1641 ging het goed over op zoon Evert Everwijn, burgemeester van Arnhem. In 1666 is Laar opnieuw overgedaan en na enige snelle wisselingen van eigenaar kwam het in handen van de Rhenense familie Van Brienen. In het midden van de 18e eeuw wordt het huis aangeduid met Levendaal. De zoon van Jan van Brienen, Ghijsbert Carel Rutger, kreeg het huis in 1786, maar transporteerde het meteen aan Nicolaas Wilhelmus Buddingh. Buddingh deed het huis over aan Nicolaas van der Waaije in 1788. Hoelang hij eigenaar is geweest, is niet bekend, maar in 1830 is het landgoed Levendaal met alle gebouwen en landerijen aan Pieter Roghair verkocht. Het oorspronkelijke kasteel bestond toen niet meer; dat werd omstreeks 1820 gesloopt. In de overdrachtsakte is er slechts sprake van een boerderij met boomgaard, tuin en gracht. Zeven jaar later verkocht Roghair het goed aan A.F.G.G.C. baron von Knobelsdorff: die was gehuwd met jkvr. L.C.J. van Schuijlenburch. Zij overleefde haar man en hertrouwde met Gerrit graaf Schimmelpenninck. Zo kwam het landgoed in de familie Schimmelpenninck. Een jongere zoon van graaf Schimmelpenninck volgde hem op in zijn Rhenense goederen, die in 1882 na zijn overlijden bij publieke verkoping onder de hamer gingen. Koper was Maria Barbara Menso uit Amsterdam, een telg uit een Rhenens dominees- en burgemeesters geslacht. In 1922 was er opnieuw een openbare verkoping van het landgoed, dat nu door Leccius de Ridderwerd werd gekocht t.b.v. de boer Wouter Johannes Arissen. Zijn jongste zoon is de huidige eigenaar van het landgoed.
Bouwgeschiedenis
In 1943, toen men op zoek was naar baksteen voor de restauratie van de Cunerakerk, stuitte men op de fundering van Levendaal en heeft men er baksteen uitgesloopt. Bij deze gelegenheid werd een archeologisch onderzoek ingesteld. Het middeleeuwse huis bestond in oorspronkelijke opzet uit een rechthoek van 14,25 x 9 m met een muurdikte van 1,4 m tot 0,98 m. De uitbouw aan de achterzijde, zoals op de tekening van Jan de Beijer uit ca. 1750 is te zien, behoorde niet tot de oorspronkelijke opzet en is later aan het gebouw toegevoegd. In de noordhoek van deze uitbouw bevond zich de waterput, die echter geen vondsten bevatte. In de zuidwestmuur van het hoofdgebouw tekenden zich de aanzetten van een schouw af, terwijl een privaat in de zuidhoek van de aanbouw was aangebracht. De vondst van een beschadigd kannetje van Siegburg steenwerk uit het midden of de tweede helft van de 14e eeuw in de fundamentsleuf van een muur, maakt het waarschijnlijk dat het huis in die tijd werd gebouwd. Dit betekent dat het huis vermoedelijk door de Van Rhenens is gebouwd. De achtergevel voor de aanbouw en de zuidoostelijke zijmuur zijn waarschijnlijk later vernieuwd. Het is niet onmogelijk dat een en ander plaats vond in 1490, toen Lodewijk van Levendaal het huis heeft vertimmerd. De binnenmuren bleken geheel verdwenen. De plaatsing van de brugpalen en de haard laten zien dat het hoofdgebouw waarschijnlijk in de 17de eeuw in drieën was gedeeld. In het midden kan zich een vestibule hebben bevonden, waar men ook de trap naar de tweede woonlaag een plaats zal hebben gegeven. De haard geeft de plaats van de zaal aan. De tekening van Jan de Beijer uit 1745 laat zien dat de daklijst van het huis werd beklemtoond door een uitkragend spitsboogfries. Waarschijnlijk was deze uitkraging oorspronkelijk bekroond met kantelen en waarschijnlijk bevond zich achter de kantelen een loopgoot. De tekening van Serrurier laat zien dat kasteel en voorburcht in 1730 waren omgeven door een singel met hoge bomen. In het midden van de 15e eeuw werd de gracht om het huis omringd met een wal. Deze werd beschermd door een buitengracht. Een poortgebouw met rondbogige doorgang en een verdieping gedekt door een zadeldak tussen trapgevels, gaf toegang tot de voorburcht, waarop tenminste twee dienstgebouwen stonden. Het poortgebouw was voorzien van een polygonale traptoren en een aanbouw, waarvan de functie niet duidelijk is. Bij het huis hoorde een formele tuin op de helling van de Laarderberg. Later werd de tuin getransformeerd in landschapsstijl. Het huis werd in 1820 afgebroken.
In 1943, toen men op zoek was naar baksteen voor de restauratie van de Cunerakerk, stuitte men op de fundering van Levendaal en heeft men er baksteen uitgesloopt. Bij deze gelegenheid werd een archeologisch onderzoek ingesteld. Het middeleeuwse huis bestond in oorspronkelijke opzet uit een rechthoek van 14,25 x 9 m met een muurdikte van 1,4 m tot 0,98 m. De uitbouw aan de achterzijde, zoals op de tekening van Jan de Beijer uit ca. 1750 is te zien, behoorde niet tot de oorspronkelijke opzet en is later aan het gebouw toegevoegd. In de noordhoek van deze uitbouw bevond zich de waterput, die echter geen vondsten bevatte. In de zuidwestmuur van het hoofdgebouw tekenden zich de aanzetten van een schouw af, terwijl een privaat in de zuidhoek van de aanbouw was aangebracht. De vondst van een beschadigd kannetje van Siegburg steenwerk uit het midden of de tweede helft van de 14e eeuw in de fundamentsleuf van een muur, maakt het waarschijnlijk dat het huis in die tijd werd gebouwd. Dit betekent dat het huis vermoedelijk door de Van Rhenens is gebouwd. De achtergevel voor de aanbouw en de zuidoostelijke zijmuur zijn waarschijnlijk later vernieuwd. Het is niet onmogelijk dat een en ander plaats vond in 1490, toen Lodewijk van Levendaal het huis heeft vertimmerd. De binnenmuren bleken geheel verdwenen. De plaatsing van de brugpalen en de haard laten zien dat het hoofdgebouw waarschijnlijk in de 17de eeuw in drieën was gedeeld. In het midden kan zich een vestibule hebben bevonden, waar men ook de trap naar de tweede woonlaag een plaats zal hebben gegeven. De haard geeft de plaats van de zaal aan. De tekening van Jan de Beijer uit 1745 laat zien dat de daklijst van het huis werd beklemtoond door een uitkragend spitsboogfries. Waarschijnlijk was deze uitkraging oorspronkelijk bekroond met kantelen en waarschijnlijk bevond zich achter de kantelen een loopgoot. De tekening van Serrurier laat zien dat kasteel en voorburcht in 1730 waren omgeven door een singel met hoge bomen. In het midden van de 15e eeuw werd de gracht om het huis omringd met een wal. Deze werd beschermd door een buitengracht. Een poortgebouw met rondbogige doorgang en een verdieping gedekt door een zadeldak tussen trapgevels, gaf toegang tot de voorburcht, waarop tenminste twee dienstgebouwen stonden. Het poortgebouw was voorzien van een polygonale traptoren en een aanbouw, waarvan de functie niet duidelijk is. Bij het huis hoorde een formele tuin op de helling van de Laarderberg. Later werd de tuin getransformeerd in landschapsstijl. Het huis werd in 1820 afgebroken.
Afbeeldingen
-Foto's van de opgravingen bij Van Groningen 1999, 65-66.-Levendaal, gezien vanuit het zuidoosten in 1745: tekening van Jan de Beijer uit 1745. GMA, 1215 (repro GA Arnhem) (Renaud 1995, 274).-Levendaal, gezien vanaf de Laarderberg, omstreeks 1730: tekening van L.P Serrurier. RAU, TA 1533 (Renaud 1995, 275).-Plattegrond, militaire kaart uit het eind van de 18e eeuw, waarop Levendaal te zien is. ARA, OSK U-5 (Renaud 1995, 276).-Plattegrond van het in 1943 opgegraven huis. Tekening R. Bosch van Drakestein naar J. Ypey (Renaud 1995, 277).- Kadastrale minuut, 1819, Gemeente Rhenen, Utrecht. Sectie C, blad 3, nr. 364 (?) (http://watwaswaar.nl/#a8-SG-7-ed-1v-1-3daq-1u5Y---7r, geraadpleegd op 10-03-2010).- Google Earth foto, 2010, locatie Levendaal. (NKS digitale documentatie)
-Foto's van de opgravingen bij Van Groningen 1999, 65-66.-Levendaal, gezien vanuit het zuidoosten in 1745: tekening van Jan de Beijer uit 1745. GMA, 1215 (repro GA Arnhem) (Renaud 1995, 274).-Levendaal, gezien vanaf de Laarderberg, omstreeks 1730: tekening van L.P Serrurier. RAU, TA 1533 (Renaud 1995, 275).-Plattegrond, militaire kaart uit het eind van de 18e eeuw, waarop Levendaal te zien is. ARA, OSK U-5 (Renaud 1995, 276).-Plattegrond van het in 1943 opgegraven huis. Tekening R. Bosch van Drakestein naar J. Ypey (Renaud 1995, 277).- Kadastrale minuut, 1819, Gemeente Rhenen, Utrecht. Sectie C, blad 3, nr. 364 (?) (http://watwaswaar.nl/#a8-SG-7-ed-1v-1-3daq-1u5Y---7r, geraadpleegd op 10-03-2010).- Google Earth foto, 2010, locatie Levendaal. (NKS digitale documentatie)
Bronnen
-RAU, Bissch. Arch., nr. 2, fol. 140 vs. (1331)
-RAU, Bissch. Arch., nr. 2, fol. 140 vs. (1331)
Literatuur
- Aa, A.J. van der, 1846, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden. Deel 7, Gorinchem, 209.- Dael, Ph. J. van, 'Van Leefdael. De geschiedenis van de familie en het huis', in: Oud Rhenen 11(1992), 3-52.- Graaf, K. van der, R. Datema en K. Anderson, 1990, Landschapsplan en archeologie in de provincie Utrecht, Amsterdam, 358-363. RAAP-rapport 43.- Groningen, van C.L. 1999, De Utrechtse Heuvelrug, Zwolle, 65-66. - Iterson, W. van, 1960, De stad Rhenen. De resultaten van een rechtshistorisch onderzoek. Assen. - Renaud, J., B. Olde Meierink, F. Vogelzang, 1995, Levendaal, in: B. Olde Meierink e.a., Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht, 274-277.
- Aa, A.J. van der, 1846, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden. Deel 7, Gorinchem, 209.- Dael, Ph. J. van, 'Van Leefdael. De geschiedenis van de familie en het huis', in: Oud Rhenen 11(1992), 3-52.- Graaf, K. van der, R. Datema en K. Anderson, 1990, Landschapsplan en archeologie in de provincie Utrecht, Amsterdam, 358-363. RAAP-rapport 43.- Groningen, van C.L. 1999, De Utrechtse Heuvelrug, Zwolle, 65-66. - Iterson, W. van, 1960, De stad Rhenen. De resultaten van een rechtshistorisch onderzoek. Assen. - Renaud, J., B. Olde Meierink, F. Vogelzang, 1995, Levendaal, in: B. Olde Meierink e.a., Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht, 274-277.
Documentatie
Bescherming gebouw
Status:
Status:
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan: J (maar niet opvraagbaar vanwege digitalisering 17-6-2009)
Bestemming:
Bestemmingsplan: J (maar niet opvraagbaar vanwege digitalisering 17-6-2009)
Bestemming:
Auteur en datum
Auteur: Leonoor van de Werk
Beschrijving gemaakt: 11-4-2007
Auteur: Leonoor van de Werk
Beschrijving gemaakt: 11-4-2007
Bouwhistorisch onderzoek RCE
Archeologisch onderzoek RCE
Veldcontroles door ROB in 1963.
Veldcontroles door ROB in 1963.
Overig onderzoek
Archeologisch onderzoek in 1943. Na dit onderzoek in 1943 heeft men bakstenen uit de fundering gebroken ten behoeve van de restauratie van de Cunerakerk. Archeologisch onderzoek in 1971 (AWN). (Van der Graaf e.a. 1990, 358-363).
Archeologisch onderzoek in 1943. Na dit onderzoek in 1943 heeft men bakstenen uit de fundering gebroken ten behoeve van de restauratie van de Cunerakerk. Archeologisch onderzoek in 1971 (AWN). (Van der Graaf e.a. 1990, 358-363).
Geomorfologische codering
3N8, Laagte ontstaan door afgraving.
3N8, Laagte ontstaan door afgraving.
Bodemkundige codering
gbEZ30-VI, Hoge bruine enkeergronden; grof zand.
gbEZ30-VI, Hoge bruine enkeergronden; grof zand.
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.