Vleuten, Huis te
VOLLEDIG [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Vleuten, Huis te
Vleuten, Huis te
Locatie
Adres: Utrechtseweg 3
Vleuten
Gemeente Utrecht
Provincie Utrecht
De woontoren lag even ten zuidoosten van het oude dorp, aan de Oude Rijnloop. Nu ligt er de spoorlijn Utrecht-Woerden.
Adres: Utrechtseweg 3
Vleuten
Gemeente Utrecht
Provincie Utrecht
De woontoren lag even ten zuidoosten van het oude dorp, aan de Oude Rijnloop. Nu ligt er de spoorlijn Utrecht-Woerden.
Typologie
Het ging bij het Huis te Vleuten om een woontoren.
Het ging bij het Huis te Vleuten om een woontoren.
Etymologie
Het huis had niet een specifieke naam maar kwam altijd voor als de toren of het huis te Vleuten.
Het huis had niet een specifieke naam maar kwam altijd voor als de toren of het huis te Vleuten.
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 20-2-2009
Van het kasteel is bovengronds niets meer aanwezig. De restanten van de ridderhofstad Vleuten liggen nu onder het talud van de zeven meter hoge spoordijk.
Laatst bijgewerkt: 20-2-2009
Van het kasteel is bovengronds niets meer aanwezig. De restanten van de ridderhofstad Vleuten liggen nu onder het talud van de zeven meter hoge spoordijk.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar:
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Het eilandje waarop de toren gestaan heeft lag vlakbij de spoorlijn Utrecht-Woerden. Door spoorverdubbeling op dat traject is het kasteelterrein verloren gegaan.
Zichtbaar:
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Het eilandje waarop de toren gestaan heeft lag vlakbij de spoorlijn Utrecht-Woerden. Door spoorverdubbeling op dat traject is het kasteelterrein verloren gegaan.
Afmetingen
Doorsnede van het gehele kasteelterrein was 48,5 m, inclusief de buitenste gracht. De voorburcht exclusief de grachten was 9,60 x 9,15 meter groot. De afmetingen van het totale hoofdburchtterrein inclusief de grachten bedroegen ca. 20 x 20 m. Deze laatste afmetingen zijn afgeleid van de kadastrale minuut Vleuten 1811-1832, Utrecht, Sectie A, blad 01.
Doorsnede van het gehele kasteelterrein was 48,5 m, inclusief de buitenste gracht. De voorburcht exclusief de grachten was 9,60 x 9,15 meter groot. De afmetingen van het totale hoofdburchtterrein inclusief de grachten bedroegen ca. 20 x 20 m. Deze laatste afmetingen zijn afgeleid van de kadastrale minuut Vleuten 1811-1832, Utrecht, Sectie A, blad 01.
Fysisch-geografische situering
Het bodemmateriaal op de plaats van dit kasteel bestaat uit geulafzettingen van zand en silt. Dit zijn opvullingen van de Rijngeul en de neerslag van materiaal op de stilstaande waterkant van de Rijnoevers bij hoogwater. De brede Rijn slibde zo dicht tot de huidige Vleutense Wetering (Coppelmans 2005, nr. 83).
Het bodemmateriaal op de plaats van dit kasteel bestaat uit geulafzettingen van zand en silt. Dit zijn opvullingen van de Rijngeul en de neerslag van materiaal op de stilstaande waterkant van de Rijnoevers bij hoogwater. De brede Rijn slibde zo dicht tot de huidige Vleutense Wetering (Coppelmans 2005, nr. 83).
Oudste vermelding
Datum: 1412 juni 12
Bron: RAU, Huis Zuilen nr. 459-I.
In 1412 legt Willem van Vleuten in een oorkonde vast dat hij aan zijn dochter Lijsken heeft verkocht: 'mynen huys ghelegen tot vloeten met allen synen toebehoren'.
Datum: 1412 juni 12
Bron: RAU, Huis Zuilen nr. 459-I.
In 1412 legt Willem van Vleuten in een oorkonde vast dat hij aan zijn dochter Lijsken heeft verkocht: 'mynen huys ghelegen tot vloeten met allen synen toebehoren'.
Bezitsgeschiedenis
Het huis zelf wordt pas in 1412 in de bronnen vermeld, maar het is wellicht ouder of had een voorganger. Het voorkomen van telgen uit het geslacht van Vleuten als ministerialen van de landsheer, vanaf 1223, sluit dit niet uit: over het algemeen zal het bezit van een eigen versterkt huis in overeenstemming met de status geweest zijn. Evengoed kan het om een versterkte boerderij of om een verdedigbaar houten torentje gaan. In de veertiende en eerste helft van de vijftiende eeuw waren de van Vleutens geerechtsheren van Vleuten en Harmelerwaard, beide in pacht van het kapittel van Oudmunster. In 1315 zegelde Gerard Taetse van Vlueten met een halve leeuw, het wapen dat later boven de ingang van het huis zou hangen. Het huis zelf treedt pas in 1412 wat duidelijker naar voren. In dat jaar oorkondt Willem van Vleuten dat hij aan zijn dochter Lijsken verkocht heeft 'mynen huys gheleghen tot vloeten met allen synen toebehoren sonder yet daer af uijt nemende of scheydende'. Door een aantal oorkonden te combineren kan worden geconcludeerd dat vanaf dat moment het huis leenroerig is aan Den Eng en in de late veertiende eeuw aan de heren van Den Ham is uitgegeven, die het vervolgens in pacht uitgeven aan Willem van Vleuten en later in leen aan familieleden. In 1446 komt het leen voor als "die halve hoeve lants mitten toern also dat gelegen is tot vlueten" In 1472 wordt Adriaan Uten Ham door zijn broer beleend met "dien toorn gehieten dat huys tot vlueten mit achte mergen lants alse geleegen syn ende mit al dat daer op staet." Onder die naam komt het dan vanaf 1540 ook in de leenregisters van Den Eng voor. In het jaar 1506 werd Adriaans dochter Eelgis door Bernt Uten Eng met Vleuten beleend, doordat Frederik Uten Ham dit leen na twee jaar weer aan de leenheer had opgedragen. Eelgis was getrouwd met Gijsbert van Zuilen, die een neef was van Frederik Uten Ham. Hun zoon Johan verkocht het in 1536 als ridderhofstad erkende huis aan Bernt de Coninck, die tien jaar daarvoor na de dood van zijn vader Frederik heer van Bottestein was geworden. In 1590 werd Gerbrand Verduin, heer van Bottestein met het huis beleend. Zijn de dood van zijn kleinzoon Jacob van Schoordijk in 1636 kwam het huis via diens zuster (Cristina, echtgenote van Adriaan van Winssen) aan Maria van Winssen. Bij haar overlijden transporteert de executeur van haar testament de ridderhofstad met voorburg, hof, boomgaarden, visserij en andere voorrechten benevens 41 morgen land - alles leenroerig aan het huis Den Eng- aan de oud-burgemeester van Alkmaar Johan van Egmond van der Nieuwburg. Tussen 1700 en 1758 was de ridderhofstad Vleuten in de familie Van Minnebeek. In het laatstgenoemde jaar vond uiteindelijk de laatste belening plaats, ten behoeve van Jan van Tuyll van Serooskerken. De laatste uitgebreide beschrijving uit 1774 omvat: de ridderhofstad Vleuten met voorburg, koetshuis, stallen (met ruimte voor 6 paarden), hoven, boomgaarden, lanen, bos, plantagiën, visserij en andere voorrechten, een gestoelte en begraafplaats in de kerk te Vleuten. Het geheel kostte toen 9.400 gulden. In het geslacht Van Tuyll van Serooskerken bleven de landerijen tot het jaar 1900. Het huis was toen al lang afgebroken. In 1772 werd het in elk geval nog bewoond en goed onderhouden: Het vertoont zich als een laage, dikke vierkantige tooren, met een klein spitsje, boven 't dak uitsteekende; is bewoonbaar, en wordt wel onderhouden". In het jaar 1800 was het wellicht reeds verdwenen: er is dan sprake van een nieuw getimmerd herenhuis. Of de oude toren op dat moment nog op het kleine eilandje stond wordt niet duidelijk, evenmin als de exacte plaats van het nieuwe huis. Op dit moment is het stuk grond, waar ooit het huis te Vleuten stond, eigendom van ProRail.
Het huis zelf wordt pas in 1412 in de bronnen vermeld, maar het is wellicht ouder of had een voorganger. Het voorkomen van telgen uit het geslacht van Vleuten als ministerialen van de landsheer, vanaf 1223, sluit dit niet uit: over het algemeen zal het bezit van een eigen versterkt huis in overeenstemming met de status geweest zijn. Evengoed kan het om een versterkte boerderij of om een verdedigbaar houten torentje gaan. In de veertiende en eerste helft van de vijftiende eeuw waren de van Vleutens geerechtsheren van Vleuten en Harmelerwaard, beide in pacht van het kapittel van Oudmunster. In 1315 zegelde Gerard Taetse van Vlueten met een halve leeuw, het wapen dat later boven de ingang van het huis zou hangen. Het huis zelf treedt pas in 1412 wat duidelijker naar voren. In dat jaar oorkondt Willem van Vleuten dat hij aan zijn dochter Lijsken verkocht heeft 'mynen huys gheleghen tot vloeten met allen synen toebehoren sonder yet daer af uijt nemende of scheydende'. Door een aantal oorkonden te combineren kan worden geconcludeerd dat vanaf dat moment het huis leenroerig is aan Den Eng en in de late veertiende eeuw aan de heren van Den Ham is uitgegeven, die het vervolgens in pacht uitgeven aan Willem van Vleuten en later in leen aan familieleden. In 1446 komt het leen voor als "die halve hoeve lants mitten toern also dat gelegen is tot vlueten" In 1472 wordt Adriaan Uten Ham door zijn broer beleend met "dien toorn gehieten dat huys tot vlueten mit achte mergen lants alse geleegen syn ende mit al dat daer op staet." Onder die naam komt het dan vanaf 1540 ook in de leenregisters van Den Eng voor. In het jaar 1506 werd Adriaans dochter Eelgis door Bernt Uten Eng met Vleuten beleend, doordat Frederik Uten Ham dit leen na twee jaar weer aan de leenheer had opgedragen. Eelgis was getrouwd met Gijsbert van Zuilen, die een neef was van Frederik Uten Ham. Hun zoon Johan verkocht het in 1536 als ridderhofstad erkende huis aan Bernt de Coninck, die tien jaar daarvoor na de dood van zijn vader Frederik heer van Bottestein was geworden. In 1590 werd Gerbrand Verduin, heer van Bottestein met het huis beleend. Zijn de dood van zijn kleinzoon Jacob van Schoordijk in 1636 kwam het huis via diens zuster (Cristina, echtgenote van Adriaan van Winssen) aan Maria van Winssen. Bij haar overlijden transporteert de executeur van haar testament de ridderhofstad met voorburg, hof, boomgaarden, visserij en andere voorrechten benevens 41 morgen land - alles leenroerig aan het huis Den Eng- aan de oud-burgemeester van Alkmaar Johan van Egmond van der Nieuwburg. Tussen 1700 en 1758 was de ridderhofstad Vleuten in de familie Van Minnebeek. In het laatstgenoemde jaar vond uiteindelijk de laatste belening plaats, ten behoeve van Jan van Tuyll van Serooskerken. De laatste uitgebreide beschrijving uit 1774 omvat: de ridderhofstad Vleuten met voorburg, koetshuis, stallen (met ruimte voor 6 paarden), hoven, boomgaarden, lanen, bos, plantagiën, visserij en andere voorrechten, een gestoelte en begraafplaats in de kerk te Vleuten. Het geheel kostte toen 9.400 gulden. In het geslacht Van Tuyll van Serooskerken bleven de landerijen tot het jaar 1900. Het huis was toen al lang afgebroken. In 1772 werd het in elk geval nog bewoond en goed onderhouden: Het vertoont zich als een laage, dikke vierkantige tooren, met een klein spitsje, boven 't dak uitsteekende; is bewoonbaar, en wordt wel onderhouden". In het jaar 1800 was het wellicht reeds verdwenen: er is dan sprake van een nieuw getimmerd herenhuis. Of de oude toren op dat moment nog op het kleine eilandje stond wordt niet duidelijk, evenmin als de exacte plaats van het nieuwe huis. Op dit moment is het stuk grond, waar ooit het huis te Vleuten stond, eigendom van ProRail.
Historische betekenis
Normale woontoren van een lokale familie van schouten en grondeigenaren, die na het midden van de vijftiende eeuw haar belang verliest. Het huis was leenroerig aan Den Ham, wiens eigenaar het in leen hield van Den Eng, zelf bisschoppelijk leen.
Normale woontoren van een lokale familie van schouten en grondeigenaren, die na het midden van de vijftiende eeuw haar belang verliest. Het huis was leenroerig aan Den Ham, wiens eigenaar het in leen hield van Den Eng, zelf bisschoppelijk leen.
Bouwgeschiedenis
Het terrein, waarop het huis te Vleuten is gebouwd, werd al vanaf de achtste eeuw voor menselijke bewoning gebruikt, al weten we niet precies in welke vorm. Waarschijnlijk lag het terrein van huis te Vleuten aan de periferie van een nederzetting. Aan het einde van de twaalfde of begin van de dertiende eeuw is de oeverwal opnieuw ingericht voor gebruik in een agrarische context. Mogelijk werd het terrein bewoond door een boerenfamilie, die, getuige de vondsten, in de dertiende eeuw in aanzien steeg. In de veertiende eeuw werd een woontoren op het terrein geplaatst, mogelijk door de familie van Vleuten, en werd een grachtenstelsel op het terrein om de woontoren aangelegd, ter verdediging van het complex.Dit huis te Vleuten is zijn originele gedaante als woontoren nimmer ontgroeid. Op de bestaande afbeeldingen zien we een eenvoudige omgrachte woontoren met een hoogte van naar schatting 15 meter. Het gebouw telde drie verdiepingen en komt qua afmetingen goed overeen met de oostelijke toren van De Ham en de soortgenoten langs de Langbroekerwetering. In 1546 werd Vleuten als voorbeeld genomen voor het nieuw door Marcelis Keldermans te bouwen blokhuis te Hagestein. Dit zou er op kunnen wijzen, dat het huis te Vleuten toen een modern voorkomen en wellicht een modelfunctie had.__De twee tekeningen van Roghman tonen samen slechts twee zijden van het vierkante grondplan: de noordzijde en de oostzijde (met het boogvenster boven de aanbouw). Wel krijgen we een goede indruk van de aanbouw op kelderniveau: aan twee zijden tekent Roghman lage van schuine daken voorziene schuurtjes. De één is voorzien van een steigertje, waaraan een praampje is afgemeerd. De bovenste verdieping van de toren beschikt over een regelmatige kantelering over alle zijden. De hoeken waren voorzien van uitkragende arkeltorentjes. Een laag tentdak bekroonde het geheel. Langs de kantelen voerde een smal looppad. Opvallend is het kleine aantal ramen, dat echter aan de voorkant werd gecompenseerd, getuige de afbeelding van C. Specht. Deze toont de twee andere zijden van de toren. Nu is goed te zien, dat deze uit drie verdiepingen bestaat en op elke verdieping een venster heeft. We zien op deze afbeelding schietgaten en waterspuwers.__Hendrik Spilman tekende in 1744 het huis Vleuten naar een voorbeeld van Jan de Beyer. Zeer opvallend zijn de gevolgen van de verbouwing, die moet hebben plaatsgevonden tussen 1698 (de tekening van Specht) en ongeveer 1740 (het origineel van Jan de Beijer waarnaar Spilman tekende). De oostzijde van de toren heeft een ware gedaanteverwisseling ondergaan: de aanbouw aan de kelder is verwijderd en de gevel heeft op elke verdieping ramen gekregen. Het dak is verhoogd en voorzien van een nokschoorsteen met daarop een typisch laat-barokke bel.Opgravingen hebben aangetoond dat de statusverhoging van de bewoners, die aan de hand van vondsten voor de veertiende eeuw kon worden geconstateerd, is blijven bestaan tot in de achttiende eeuw. Alles lijkt erop te wijzen dat het bij huis te Vleuten gaat om een statusobject voor de lagere adel. Uit de schriftelijke bronnen kan worden opgemaakt dat de ridderhofstad huis te Vleuten nog tot 1772 goed werd onderhouden. Daarna raakte het in verval en mogelijk was het huis in 1800 reeds verdwenen. Er is dan sprake van een nieuw getimmerd herenhuis. Uit de ridderhofstad kwam tenslotte een boerenbedrijf voort, dat gebruik maakte van de dienstgebouwen op het terrein. Nog steeds bevindt zich in de directe nabijheid van de oude kasteelplaats een boerderij.In verband met het verbreden van de spoorlijn Utrecht-Woerden, is de gracht in 2003 archeologisch onderzocht. Aan de zuidoostzijde van de hoofdburcht zijn toen zeer waarschijnlijk de resten van de palen van de toegangsbrug gevonden (RAAP-rapport 902). Volgend op dit archeologische onderzoek is de gracht rondom het eiland dichtgegooid zijn er bomen gerooid. Uiteindelijk heeft men het gehele kasteelterrein opgegraven in 2005 en is de nieuwe spoordijk over het eiland heen gelegd (ADC-rapport 403).
Het terrein, waarop het huis te Vleuten is gebouwd, werd al vanaf de achtste eeuw voor menselijke bewoning gebruikt, al weten we niet precies in welke vorm. Waarschijnlijk lag het terrein van huis te Vleuten aan de periferie van een nederzetting. Aan het einde van de twaalfde of begin van de dertiende eeuw is de oeverwal opnieuw ingericht voor gebruik in een agrarische context. Mogelijk werd het terrein bewoond door een boerenfamilie, die, getuige de vondsten, in de dertiende eeuw in aanzien steeg. In de veertiende eeuw werd een woontoren op het terrein geplaatst, mogelijk door de familie van Vleuten, en werd een grachtenstelsel op het terrein om de woontoren aangelegd, ter verdediging van het complex.Dit huis te Vleuten is zijn originele gedaante als woontoren nimmer ontgroeid. Op de bestaande afbeeldingen zien we een eenvoudige omgrachte woontoren met een hoogte van naar schatting 15 meter. Het gebouw telde drie verdiepingen en komt qua afmetingen goed overeen met de oostelijke toren van De Ham en de soortgenoten langs de Langbroekerwetering. In 1546 werd Vleuten als voorbeeld genomen voor het nieuw door Marcelis Keldermans te bouwen blokhuis te Hagestein. Dit zou er op kunnen wijzen, dat het huis te Vleuten toen een modern voorkomen en wellicht een modelfunctie had.__De twee tekeningen van Roghman tonen samen slechts twee zijden van het vierkante grondplan: de noordzijde en de oostzijde (met het boogvenster boven de aanbouw). Wel krijgen we een goede indruk van de aanbouw op kelderniveau: aan twee zijden tekent Roghman lage van schuine daken voorziene schuurtjes. De één is voorzien van een steigertje, waaraan een praampje is afgemeerd. De bovenste verdieping van de toren beschikt over een regelmatige kantelering over alle zijden. De hoeken waren voorzien van uitkragende arkeltorentjes. Een laag tentdak bekroonde het geheel. Langs de kantelen voerde een smal looppad. Opvallend is het kleine aantal ramen, dat echter aan de voorkant werd gecompenseerd, getuige de afbeelding van C. Specht. Deze toont de twee andere zijden van de toren. Nu is goed te zien, dat deze uit drie verdiepingen bestaat en op elke verdieping een venster heeft. We zien op deze afbeelding schietgaten en waterspuwers.__Hendrik Spilman tekende in 1744 het huis Vleuten naar een voorbeeld van Jan de Beyer. Zeer opvallend zijn de gevolgen van de verbouwing, die moet hebben plaatsgevonden tussen 1698 (de tekening van Specht) en ongeveer 1740 (het origineel van Jan de Beijer waarnaar Spilman tekende). De oostzijde van de toren heeft een ware gedaanteverwisseling ondergaan: de aanbouw aan de kelder is verwijderd en de gevel heeft op elke verdieping ramen gekregen. Het dak is verhoogd en voorzien van een nokschoorsteen met daarop een typisch laat-barokke bel.Opgravingen hebben aangetoond dat de statusverhoging van de bewoners, die aan de hand van vondsten voor de veertiende eeuw kon worden geconstateerd, is blijven bestaan tot in de achttiende eeuw. Alles lijkt erop te wijzen dat het bij huis te Vleuten gaat om een statusobject voor de lagere adel. Uit de schriftelijke bronnen kan worden opgemaakt dat de ridderhofstad huis te Vleuten nog tot 1772 goed werd onderhouden. Daarna raakte het in verval en mogelijk was het huis in 1800 reeds verdwenen. Er is dan sprake van een nieuw getimmerd herenhuis. Uit de ridderhofstad kwam tenslotte een boerenbedrijf voort, dat gebruik maakte van de dienstgebouwen op het terrein. Nog steeds bevindt zich in de directe nabijheid van de oude kasteelplaats een boerderij.In verband met het verbreden van de spoorlijn Utrecht-Woerden, is de gracht in 2003 archeologisch onderzocht. Aan de zuidoostzijde van de hoofdburcht zijn toen zeer waarschijnlijk de resten van de palen van de toegangsbrug gevonden (RAAP-rapport 902). Volgend op dit archeologische onderzoek is de gracht rondom het eiland dichtgegooid zijn er bomen gerooid. Uiteindelijk heeft men het gehele kasteelterrein opgegraven in 2005 en is de nieuwe spoordijk over het eiland heen gelegd (ADC-rapport 403).
Afbeeldingen
Kasteel Vleuten door Roelant Roghman in 1646/1647. RPK, 1898 A 3719 (Huiting 1995, 433).De ridderhofstad Vleuten in ca. 1665. Anonieme tekening in het Ridderhofstedenboek. RAU, Ta 1119-36 (Huiting 1995, 434).Kasteel Vleuten in vervallen toestand door E.M.F. d'Ivoy omstreeks 1775. RAU, TA 1888 (Huiting 1995, 435).Kadastrale minuut, kadastrale gemeente Vleuten, 1832, sectie A, blad 01, nr 120 (Huiting 1995, 436 en http://watwaswaar.nl/#US-Vc-7-ed-1v-1-34bY-27QO---21G, geraadpleegd op 24-03-2010).Kadastrale minuut (1832) over Google Earth, 2009, Locatie terrein Huis te Vleuten (NKS digitale documentatie).
Kasteel Vleuten door Roelant Roghman in 1646/1647. RPK, 1898 A 3719 (Huiting 1995, 433).De ridderhofstad Vleuten in ca. 1665. Anonieme tekening in het Ridderhofstedenboek. RAU, Ta 1119-36 (Huiting 1995, 434).Kasteel Vleuten in vervallen toestand door E.M.F. d'Ivoy omstreeks 1775. RAU, TA 1888 (Huiting 1995, 435).Kadastrale minuut, kadastrale gemeente Vleuten, 1832, sectie A, blad 01, nr 120 (Huiting 1995, 436 en http://watwaswaar.nl/#US-Vc-7-ed-1v-1-34bY-27QO---21G, geraadpleegd op 24-03-2010).Kadastrale minuut (1832) over Google Earth, 2009, Locatie terrein Huis te Vleuten (NKS digitale documentatie).
Bronnen
RAU, Huis Zuilen nr. 459-I.
RAU, Huis Zuilen nr. 459-I.
Literatuur
Dijkstra J., en P.C. de Boer, 2005, Huis te Vleuten opgegraven archeologisch onderzoek in het kader van het project Spoorverbreding VleuGel / Randstadspoor, Amersfoort. ADC-rapport 403. Huiting, J.H., 1994, 'Het Huis te Vleuten' in: Historische Vereniging Vleuten De Meern Haarzuilens, Jg. 14 nr. 4 (1994) pag. 77-81.Huiting, J.H., 1995, 'Vleuten', in: B. Olde Meierink e.a. (red.), 1995, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht pag. 433-436.Kempen, P.A.M.M. van, 2003, Gracht voormalig Huis Te Vleuten, gemeente Utrecht: een inventariserend archeologisch onderzoek (waarderend booronderzoek), Amsterdam. RAAP-rapport 902. Mark, R. van de, 1996, Omgrachte hofsteden in Zuid-Utrecht, Nieuwegein.
Dijkstra J., en P.C. de Boer, 2005, Huis te Vleuten opgegraven archeologisch onderzoek in het kader van het project Spoorverbreding VleuGel / Randstadspoor, Amersfoort. ADC-rapport 403. Huiting, J.H., 1994, 'Het Huis te Vleuten' in: Historische Vereniging Vleuten De Meern Haarzuilens, Jg. 14 nr. 4 (1994) pag. 77-81.Huiting, J.H., 1995, 'Vleuten', in: B. Olde Meierink e.a. (red.), 1995, Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht pag. 433-436.Kempen, P.A.M.M. van, 2003, Gracht voormalig Huis Te Vleuten, gemeente Utrecht: een inventariserend archeologisch onderzoek (waarderend booronderzoek), Amsterdam. RAAP-rapport 902. Mark, R. van de, 1996, Omgrachte hofsteden in Zuid-Utrecht, Nieuwegein.
Documentatie
Coppelmans, J.W.M., 2005, Overzicht van de fysisch-geografische situering van de kastelen in de provincie Utrecht voor de SKLN, Amsterdam, no. 83. Documentatiecentrum Nederlandse Kastelenstichting.
Coppelmans, J.W.M., 2005, Overzicht van de fysisch-geografische situering van de kastelen in de provincie Utrecht voor de SKLN, Amsterdam, no. 83. Documentatiecentrum Nederlandse Kastelenstichting.
Bescherming gebouw
Status:
Status:
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan: J (Bestemmingsplan Leidsche Rijn)
Bestemming: (Agrarische Doeleinden / spoorverdubbeling)
Bestemmingsplan: J (Bestemmingsplan Leidsche Rijn)
Bestemming: (Agrarische Doeleinden / spoorverdubbeling)
Auteur en datum
Auteur: Jan H. Huiting
Beschrijving gemaakt: 15-09-1999
Auteur: Jan H. Huiting
Beschrijving gemaakt: 15-09-1999
Bouwhistorisch onderzoek RCE
Archeologisch onderzoek RCE
Overig onderzoek
Er heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden, in 2003 uitgevoerd door RAAP en in 2005 door ADC.
Er heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden, in 2003 uitgevoerd door RAAP en in 2005 door ADC.
Geomorfologische codering
3K25, Rivieroeverwal.
3K25, Rivieroeverwal.
Bodemkundige codering
Rn95A, Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei, profielverloop 5.
Rn95A, Kalkhoudende poldervaaggronden; zware zavel en lichte klei, profielverloop 5.
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.