Teylingen
IN BEWERKING [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Teylingen
Teylingen
Locatie
Adres: Teylingerlaan 23, 2215 RT, Sassenheim
Sassenheim
Gemeente Voorhout
Provincie Zuid-Holland
Teylingen ligt aan de rand van Sassenheim, ten westen van de Teylingerlaan
Adres: Teylingerlaan 23, 2215 RT, Sassenheim
Sassenheim
Gemeente Voorhout
Provincie Zuid-Holland
Teylingen ligt aan de rand van Sassenheim, ten westen van de Teylingerlaan
Typologie
Etymologie
Mogelijk stamt de naam Teylingen af van Taglingi, een bezit van de Dom van Utrecht in de eerste helft van de negende eeuw.
Mogelijk stamt de naam Teylingen af van Taglingi, een bezit van de Dom van Utrecht in de eerste helft van de negende eeuw.
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 6-1-1999
Tegenwoordig resteert nog een ruïne, die bestaat uit een ronde ringmuur met aangebouwde toren. Verder zijn de poorttorens tot op het maaiveld gemetseld, evenals muurwerk dat gevonden is op de voorburcht.
Laatst bijgewerkt: 6-1-1999
Tegenwoordig resteert nog een ruïne, die bestaat uit een ronde ringmuur met aangebouwde toren. Verder zijn de poorttorens tot op het maaiveld gemetseld, evenals muurwerk dat gevonden is op de voorburcht.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Afmetingen
De bovengenoemde 37 meter geldt voor de doorsnede van de middeleeuwse ronde burcht. De toren meet ca. 18 x 12 m.
De bovengenoemde 37 meter geldt voor de doorsnede van de middeleeuwse ronde burcht. De toren meet ca. 18 x 12 m.
Oudste vermelding
Datum: 1328
Bron: Van Mieris II, 472
"'den huuse ende heerscappie vanTeylinghe'."
Datum: 1328
Bron: Van Mieris II, 472
"'den huuse ende heerscappie vanTeylinghe'."
Bezitsgeschiedenis
Het geslacht van Teylingen wordt door de meeste auteurs voor het eerst in 1143 genoemd. Van Lennep vermeldt echter al een Simon van Teylingen, waarvan een zoon Gerard in 100 overleed. Deze Simon stamt waarschijnlijk af van ene Syvaert en was getrouwd met een dochter van Jan van Altena. Er bestaat een legende die spreekt van ene Sicco of Sivaert, een broer van graaf Dirk III die omstreeks 1900 de stamvader van het geslacht Teylingen geworden zou zijn. Zijn zoon Gerard was gehuwd met een dochter van Jan II van Arkel. Ook hij kreeg weer een zoon Gerard, die trouwde met de erfdochter van de heer van der Lecke en daarmee de heerlijkheid in zijn geslacht bracht. Bovengenoemde Gerard is de eerste heer van Teylingen die in een oorkonde voorkomt. Gerard overleed in 1164. Zijn zoon Hugo komt in 1162 in de bronnen voor. Diens zoon Willem erfde in 1172 de goederen van Teylingen. Willem was getrouwd met Elwyne van Egmond en overleed in 1244. Hun zoon Dirk komt als heer van Teylingen voor, maar wordt ook in 1276 als eigenaar van een steenhuis te Warmond vermeld. Dit huis draagt hij op aan Floris van Henegouwen, neef van graaf Floris V, en ontvangt hij weer terug als leen. Dirk had twee zoons, Willem en Jan. Willem sterft kort na zijn vader rond 1282. Willem liet geen zonen na waardoor het huis aan de grafelijkheid terugvalt. Leenheer Floris V gaf Teylingen in leen aan zijn vriendin Catharina. Deze Catharina is erkend als Catharina van Durbuy, weduwe van Albrecht van Voorne. Na haar dood in 1328 kwma het weer in handen van de graaf. Graaf Willem IV gaf het kasteel in 1339in leen aan Simon van Benthem. Na herstelwerkzaamheden betrok hij het kasteel en noemde zich toen Simon van Teylingen. Simon was getrouwd met Agniese Bokel. Het ging nu dienen als jachtslot en zetel van de houtvesterij. De houtvester was een grafelijk ambtenaar die verantwoordelijk was voor het goed verlopen van de grafelijke jachtpartijen in het bos- en duingebied en jaarlijks een bepaalde hoeveelheid wild en brandstof aan de graaf moest leveren. Na de dood van Simon hertrouwde Agniese Bokel met Gerrit van Herlaer, heer van Ammersoyen. In 1348 vertrok Agniese van het kasteel. In 1352 werd het kasteel betrokken door Jan van Herlaer, baljuw van Rijnland. Vervolgens kwma Teylingen in 1354 waarschijnlijk in bezit van Willem van Wateringen. Willem zat in gevangenschap en ten behoeve van hem werd het kasteel door Albrecht van Wateringen, Foycken Willemsen, Simon Naghel en Bartholomeus ingenomen en in 1359 als open huis opgedragen aan hertog Albrecht van Beieren, ruwaard van Holland. Zijn echtegenote Margaretha van Brieg wordt als bezitster genoemd. Opmerkelijk is dat in 1376 Foycken Willemsen als houtvester op het huis wordt aangesteld, waarschijnlijk als beloning voor zijn bewezen diensten. Hij werd in 1380 opgevolgd door Bartolomeus van Raaphorst. Van 1386-1392 bekleedde Willeman van Weldamme het ambt houtvester. Daarna was het de beurt aan de Kennemer edelman Johan van Crooneneburgh, die echter al in 1394 werd vervangen door Coen Cuser van Oosterwijk. Drie jaar later werd hij al weer opgevolgd door Willem Symensz. Daarna werd Jan van Haamstede met het slot beleend voor een som van 3579 pond, 13 stuivers en 11 penningen. In 1403 werd Jan opgevolgd door Hendrik van der Woordt. Na zes jaar en waarschijnlijk een korte bekleding van de weduwe van Hendrik als houtvesterin werd Nicolaas van Ruyven de nieuwe houtvester. Hij werd in 1420 weer opgevolgd door de zoon van de bovengenoemde Hendrik van der Woordt, Adriaan van der Woordt. Jacoba van Beieren verkreeg in 1433 het houtvesterschap, maar deed dit een jaar later al over aan haar vierde echtegenoot Frank van Borselen. Na zijn dood in 1470 werd Antonie, bastaard van Bourgondie, door zijn halfbroer Karel de Stoute met de houtvesterij begiftigd. Deze benoemde Philips van Wassenaer als plaatsvervanger. In 1477 werd de houtvesterij hervorm en verenigd met het stadhouderschap van Holland. Wouter Cruesinckwerd toen luitenant-houtvester en onderduinmeyer. Zijn onmiddelijke opvolger is waarschijnlijk Willem Oem van Wijngaarden geweest. Willem werd afgelost door Balthazar van Brederode. In 1556 werd het houtvesterschap opgedragen aan Nicolaas van der Duyn. Daarna volgde Arned van Rijnestein hem op. Hierna kwam het kasteel in verschillende handen, tot dat het in handen kwam Johan van Duivenvoorde. Johan heeft net als zijn opvolgers Jan van Wassenaar en diens opvolger Amelis van der Bouckhorst niet op het huis gewoond. Na 1802 is Teylingen in het bezit van verschillende eigenaren gekomen. In 1857 kwam Teylingen in bezit van het geslacht van Teylingen van Kamerik en Teylingen van Hilvarenbeek, die de ruïne in 1889 aan het rijk schonken.
Het geslacht van Teylingen wordt door de meeste auteurs voor het eerst in 1143 genoemd. Van Lennep vermeldt echter al een Simon van Teylingen, waarvan een zoon Gerard in 100 overleed. Deze Simon stamt waarschijnlijk af van ene Syvaert en was getrouwd met een dochter van Jan van Altena. Er bestaat een legende die spreekt van ene Sicco of Sivaert, een broer van graaf Dirk III die omstreeks 1900 de stamvader van het geslacht Teylingen geworden zou zijn. Zijn zoon Gerard was gehuwd met een dochter van Jan II van Arkel. Ook hij kreeg weer een zoon Gerard, die trouwde met de erfdochter van de heer van der Lecke en daarmee de heerlijkheid in zijn geslacht bracht. Bovengenoemde Gerard is de eerste heer van Teylingen die in een oorkonde voorkomt. Gerard overleed in 1164. Zijn zoon Hugo komt in 1162 in de bronnen voor. Diens zoon Willem erfde in 1172 de goederen van Teylingen. Willem was getrouwd met Elwyne van Egmond en overleed in 1244. Hun zoon Dirk komt als heer van Teylingen voor, maar wordt ook in 1276 als eigenaar van een steenhuis te Warmond vermeld. Dit huis draagt hij op aan Floris van Henegouwen, neef van graaf Floris V, en ontvangt hij weer terug als leen. Dirk had twee zoons, Willem en Jan. Willem sterft kort na zijn vader rond 1282. Willem liet geen zonen na waardoor het huis aan de grafelijkheid terugvalt. Leenheer Floris V gaf Teylingen in leen aan zijn vriendin Catharina. Deze Catharina is erkend als Catharina van Durbuy, weduwe van Albrecht van Voorne. Na haar dood in 1328 kwma het weer in handen van de graaf. Graaf Willem IV gaf het kasteel in 1339in leen aan Simon van Benthem. Na herstelwerkzaamheden betrok hij het kasteel en noemde zich toen Simon van Teylingen. Simon was getrouwd met Agniese Bokel. Het ging nu dienen als jachtslot en zetel van de houtvesterij. De houtvester was een grafelijk ambtenaar die verantwoordelijk was voor het goed verlopen van de grafelijke jachtpartijen in het bos- en duingebied en jaarlijks een bepaalde hoeveelheid wild en brandstof aan de graaf moest leveren. Na de dood van Simon hertrouwde Agniese Bokel met Gerrit van Herlaer, heer van Ammersoyen. In 1348 vertrok Agniese van het kasteel. In 1352 werd het kasteel betrokken door Jan van Herlaer, baljuw van Rijnland. Vervolgens kwma Teylingen in 1354 waarschijnlijk in bezit van Willem van Wateringen. Willem zat in gevangenschap en ten behoeve van hem werd het kasteel door Albrecht van Wateringen, Foycken Willemsen, Simon Naghel en Bartholomeus ingenomen en in 1359 als open huis opgedragen aan hertog Albrecht van Beieren, ruwaard van Holland. Zijn echtegenote Margaretha van Brieg wordt als bezitster genoemd. Opmerkelijk is dat in 1376 Foycken Willemsen als houtvester op het huis wordt aangesteld, waarschijnlijk als beloning voor zijn bewezen diensten. Hij werd in 1380 opgevolgd door Bartolomeus van Raaphorst. Van 1386-1392 bekleedde Willeman van Weldamme het ambt houtvester. Daarna was het de beurt aan de Kennemer edelman Johan van Crooneneburgh, die echter al in 1394 werd vervangen door Coen Cuser van Oosterwijk. Drie jaar later werd hij al weer opgevolgd door Willem Symensz. Daarna werd Jan van Haamstede met het slot beleend voor een som van 3579 pond, 13 stuivers en 11 penningen. In 1403 werd Jan opgevolgd door Hendrik van der Woordt. Na zes jaar en waarschijnlijk een korte bekleding van de weduwe van Hendrik als houtvesterin werd Nicolaas van Ruyven de nieuwe houtvester. Hij werd in 1420 weer opgevolgd door de zoon van de bovengenoemde Hendrik van der Woordt, Adriaan van der Woordt. Jacoba van Beieren verkreeg in 1433 het houtvesterschap, maar deed dit een jaar later al over aan haar vierde echtegenoot Frank van Borselen. Na zijn dood in 1470 werd Antonie, bastaard van Bourgondie, door zijn halfbroer Karel de Stoute met de houtvesterij begiftigd. Deze benoemde Philips van Wassenaer als plaatsvervanger. In 1477 werd de houtvesterij hervorm en verenigd met het stadhouderschap van Holland. Wouter Cruesinckwerd toen luitenant-houtvester en onderduinmeyer. Zijn onmiddelijke opvolger is waarschijnlijk Willem Oem van Wijngaarden geweest. Willem werd afgelost door Balthazar van Brederode. In 1556 werd het houtvesterschap opgedragen aan Nicolaas van der Duyn. Daarna volgde Arned van Rijnestein hem op. Hierna kwam het kasteel in verschillende handen, tot dat het in handen kwam Johan van Duivenvoorde. Johan heeft net als zijn opvolgers Jan van Wassenaar en diens opvolger Amelis van der Bouckhorst niet op het huis gewoond. Na 1802 is Teylingen in het bezit van verschillende eigenaren gekomen. In 1857 kwam Teylingen in bezit van het geslacht van Teylingen van Kamerik en Teylingen van Hilvarenbeek, die de ruïne in 1889 aan het rijk schonken.
Historische betekenis
Het kasteel was vanouds in bezit van het geslacht Van Teylingen, die het in leen had van de graaf van Holland. Na uitsterven van dit geslacht kwam het aan de graven van Holland, die het meermalen als leen vergeven hebben. Vanaf dit moment werd het de zetel van de houtvester, welke functie het tot in het begin van de zeventiende eeuw gehield. Daarna diende het als gevangenis voor lieden die de jachtwetten hadden overtreden.
Het kasteel was vanouds in bezit van het geslacht Van Teylingen, die het in leen had van de graaf van Holland. Na uitsterven van dit geslacht kwam het aan de graven van Holland, die het meermalen als leen vergeven hebben. Vanaf dit moment werd het de zetel van de houtvester, welke functie het tot in het begin van de zeventiende eeuw gehield. Daarna diende het als gevangenis voor lieden die de jachtwetten hadden overtreden.
Bouwgeschiedenis
Teylingen bestond oorspronkelijk uit een ronde muur met een weergang aan de binnenzijde uit het begin van de dertiende eeuw. De weergang werd gedragen door steunberen en bogen. Onder elke boog bevindt zich een lange schietspleet en in een van de steunberen (zuidkant) is een gemak verborgen. Tegen de oostzijde is rond 1250 een woontoren geplaatst. Duidelijk is te zien, hoe de steunberen van de weergang in de zijmuren zijn verwerkt. De woontoren bestaat uit een kelder met daarboven drie verdiepingen. De overkluizing van de kelder heeft bestaan uit zes vlakken kruisribgewelven met muralen, in het midden gedragen door twee zuilen. In de oostelijke keldermuur lopen licht- en ventilatiegaten. Schuin omhoog. De sponningen geven aan dat de gaten met luiken konden worden afgesloten. In de noordmuur bevindt zich een in de muur uitgespaarde trap naar de eerste verdieping. De keldervloer en de treden van de trap naar de kelder zijn verdwenen. De kelder heeft aan de westkant een kelderpoortje, dat uitkomt op het binnenplein. De hoofdingang bevond zich op de eerste verdieping schuin boven de toegang naar de kelder. Op de eerste verdieping zitten in de oostmuur twee tweedelige boogvensters, waarvan de halfronde bogen rusten op een middenzuil. Op de tweede verdieping bevinden zich twee schouwen. Dit kan er op wijzen dat er binnen deze verdiepingen vroegere scheidingswanden hebben bestaan. Tegen de noordzijde van de ringmuur bevond zich een poortgebouw geflankeerd door twee rechthoekige ruimten. In de buitenmuur van de poort zit een poortdoorgang met een gleuf voor een valdeur. Tegen de westkant van het poortgebouw bevindt zich een traptoren, die met een buitenronding uit de ringmuur naar voren springt. Ook het poortgebouw en de traptoren dateren uit ca. 1250. Opgravingen in 1933-1934 hebben aangetoond dat er verder binnen de ringmuur geen andere stenen gebouwen hebben gestaan. In 1337-1338 zijn er aan Teylingen uitgebreide herstelwerkzaamheden verricht. In 1352 moest het kasteel nogmaals worden hersteld. In 1477 wordt vermeld dat dak van de woontoren kapot was, de muren gescheurd en de balken en de vloeren verrot. Teylingen is in de periode 1572-1574 verwoest. In 1598 werd ene Jan van Duivenvoorde aangesteld om de grachten en boomgaarden weer in orde te brengen. Uit een tekening blijkt dat buiten de burcht op een ommuurd en van een poorttoren voorzien terrein voor 1596 een royaal huis heeft gestaan. In 1605 werden dit huis, de voorpoort en de woontoren hersteld. In 1614 is men gestart met de herbouw van twee verdiepingen en het aanbrengen van een leien dak in de woontoren. Tegelijkertijd is ook op de voorburcht een nieuw woonhuis gebouwd. In 1676 wordt het door een zware brand getroffen en raakte het geleidelijk in verval. In 1802 werd Teylingen met omliggende grond verkocht aan diverse personen, die de gebouwen op de voorburcht een het poortgebouw van de hoofdburcht hebben gesloopt. In 1890-1891 zijn door het rijk aan de ruïne herstelwerkzaamheden verricht.
Teylingen bestond oorspronkelijk uit een ronde muur met een weergang aan de binnenzijde uit het begin van de dertiende eeuw. De weergang werd gedragen door steunberen en bogen. Onder elke boog bevindt zich een lange schietspleet en in een van de steunberen (zuidkant) is een gemak verborgen. Tegen de oostzijde is rond 1250 een woontoren geplaatst. Duidelijk is te zien, hoe de steunberen van de weergang in de zijmuren zijn verwerkt. De woontoren bestaat uit een kelder met daarboven drie verdiepingen. De overkluizing van de kelder heeft bestaan uit zes vlakken kruisribgewelven met muralen, in het midden gedragen door twee zuilen. In de oostelijke keldermuur lopen licht- en ventilatiegaten. Schuin omhoog. De sponningen geven aan dat de gaten met luiken konden worden afgesloten. In de noordmuur bevindt zich een in de muur uitgespaarde trap naar de eerste verdieping. De keldervloer en de treden van de trap naar de kelder zijn verdwenen. De kelder heeft aan de westkant een kelderpoortje, dat uitkomt op het binnenplein. De hoofdingang bevond zich op de eerste verdieping schuin boven de toegang naar de kelder. Op de eerste verdieping zitten in de oostmuur twee tweedelige boogvensters, waarvan de halfronde bogen rusten op een middenzuil. Op de tweede verdieping bevinden zich twee schouwen. Dit kan er op wijzen dat er binnen deze verdiepingen vroegere scheidingswanden hebben bestaan. Tegen de noordzijde van de ringmuur bevond zich een poortgebouw geflankeerd door twee rechthoekige ruimten. In de buitenmuur van de poort zit een poortdoorgang met een gleuf voor een valdeur. Tegen de westkant van het poortgebouw bevindt zich een traptoren, die met een buitenronding uit de ringmuur naar voren springt. Ook het poortgebouw en de traptoren dateren uit ca. 1250. Opgravingen in 1933-1934 hebben aangetoond dat er verder binnen de ringmuur geen andere stenen gebouwen hebben gestaan. In 1337-1338 zijn er aan Teylingen uitgebreide herstelwerkzaamheden verricht. In 1352 moest het kasteel nogmaals worden hersteld. In 1477 wordt vermeld dat dak van de woontoren kapot was, de muren gescheurd en de balken en de vloeren verrot. Teylingen is in de periode 1572-1574 verwoest. In 1598 werd ene Jan van Duivenvoorde aangesteld om de grachten en boomgaarden weer in orde te brengen. Uit een tekening blijkt dat buiten de burcht op een ommuurd en van een poorttoren voorzien terrein voor 1596 een royaal huis heeft gestaan. In 1605 werden dit huis, de voorpoort en de woontoren hersteld. In 1614 is men gestart met de herbouw van twee verdiepingen en het aanbrengen van een leien dak in de woontoren. Tegelijkertijd is ook op de voorburcht een nieuw woonhuis gebouwd. In 1676 wordt het door een zware brand getroffen en raakte het geleidelijk in verval. In 1802 werd Teylingen met omliggende grond verkocht aan diverse personen, die de gebouwen op de voorburcht een het poortgebouw van de hoofdburcht hebben gesloopt. In 1890-1891 zijn door het rijk aan de ruïne herstelwerkzaamheden verricht.
Afbeeldingen
-Tekening vanuit het oosten met hoofdburcht en voorhuis uit 1596 door Symon Arenz van Bunigen; ARA 2317.-Anonieme prent, gepubliceerd in P. Merula, Placaten van de Wildernisse 1605.-Prent uit 1616 door J. van de Velde (twee exemplaren), Robb. De Baudous en F. de Wit.-Tekening van achterzijde voorhuis uit 1646-1647 van Roeland Roghman, Teyler's Msueum Haarlem-Tekening voorzijde donjon uit 1646-1647 Roelant Roghman, Teyler's Msueum Haarlem.-Prent J. Schijnvoet vrij naar Roghman (zie tekening 5), gepubliceerdin L. Smids, Schatkamer van Nederlandse Oudheden 1717.-Tekening uit 1661 van A. van Beerstraten. Teyler's Msueum Haarlem.-Tekening J. de Bisschop. Teyler's Msueum Haarlem.-Tekening N. Rode, Rijksmuseum Amsterdam, 2040.-Tekening uit 1724 anoniem, Gemeentearchief Leiden 87309 en 87354.-Tekening voorkant huis uit 1724 door A. de Haen. Gemeentearchief Leiden 87312.-Twee tekeningen uit 1727 van A. de Haen. UBL-Prent van A. Rademaker, gepubliceerd in Rhijnlands fraaiste gezichten 1732.-Aquarel van C. Pronk, Gemeentearchief Haarlem 29/6.-Tekening C. Pronk?, ca. 1730, Gemeentearchief Leiden 87306.-Tekening C. Pronk. Gemeentearchief Leiden 87341.-Prent uit 1730 van Spilman naar De Haen, gepubliceerd in Het verheerlykt Nederland of Kabinet van hedendaagse gezigten 1757.-Anonieme tekening ca. 1750. Gemeentearchief Leiden 87307a.-Anonieme tekening ca. 1750. Gemeentearchief Leiden 87318, gepubliceerd in De Prins 15-7-1922.-Aquarel uit 1793 van J. Cats. Veiling Amsterdam 16-6-1908, nr. 113.-Twee tekeningen van C.L. Hansen uit 1792 RPK.-Tekening G. van de Linde uit 1801 ARA 2321.-Anonieme tekening. Gemeentearchief Leiden 87305.-Tekening W. Groenewoud uit 1837. Gemeentearchief Leiden 87367.-Tekening G. Leembruggen uit 1847. Leidse Lakenhal 534.-Litho P. Lauters, gepubliceerd in Witkamp, Beschrijving der Nederlandse Gewesten 1870.-Litho C.C. Last naar J.F. Christ, gepubliceerd in Witkamp, Beschrijving der Nederlandse Gewesten 1870.-Prent Hechler naar W.H.Y., gepubliceerd in Witkamp, Beschrijving der Nederlandse Gewesten 1870.-Diverse tekeningen C. Kneppelhout e.a. Gemeentearchief Leiden 87300 e.v. en J.C. Overvoorde, Catalogus van de prentenverzameling der Gemeente Leiden, 1906/1907 8062-97, 12119-32.
-Tekening vanuit het oosten met hoofdburcht en voorhuis uit 1596 door Symon Arenz van Bunigen; ARA 2317.-Anonieme prent, gepubliceerd in P. Merula, Placaten van de Wildernisse 1605.-Prent uit 1616 door J. van de Velde (twee exemplaren), Robb. De Baudous en F. de Wit.-Tekening van achterzijde voorhuis uit 1646-1647 van Roeland Roghman, Teyler's Msueum Haarlem-Tekening voorzijde donjon uit 1646-1647 Roelant Roghman, Teyler's Msueum Haarlem.-Prent J. Schijnvoet vrij naar Roghman (zie tekening 5), gepubliceerdin L. Smids, Schatkamer van Nederlandse Oudheden 1717.-Tekening uit 1661 van A. van Beerstraten. Teyler's Msueum Haarlem.-Tekening J. de Bisschop. Teyler's Msueum Haarlem.-Tekening N. Rode, Rijksmuseum Amsterdam, 2040.-Tekening uit 1724 anoniem, Gemeentearchief Leiden 87309 en 87354.-Tekening voorkant huis uit 1724 door A. de Haen. Gemeentearchief Leiden 87312.-Twee tekeningen uit 1727 van A. de Haen. UBL-Prent van A. Rademaker, gepubliceerd in Rhijnlands fraaiste gezichten 1732.-Aquarel van C. Pronk, Gemeentearchief Haarlem 29/6.-Tekening C. Pronk?, ca. 1730, Gemeentearchief Leiden 87306.-Tekening C. Pronk. Gemeentearchief Leiden 87341.-Prent uit 1730 van Spilman naar De Haen, gepubliceerd in Het verheerlykt Nederland of Kabinet van hedendaagse gezigten 1757.-Anonieme tekening ca. 1750. Gemeentearchief Leiden 87307a.-Anonieme tekening ca. 1750. Gemeentearchief Leiden 87318, gepubliceerd in De Prins 15-7-1922.-Aquarel uit 1793 van J. Cats. Veiling Amsterdam 16-6-1908, nr. 113.-Twee tekeningen van C.L. Hansen uit 1792 RPK.-Tekening G. van de Linde uit 1801 ARA 2321.-Anonieme tekening. Gemeentearchief Leiden 87305.-Tekening W. Groenewoud uit 1837. Gemeentearchief Leiden 87367.-Tekening G. Leembruggen uit 1847. Leidse Lakenhal 534.-Litho P. Lauters, gepubliceerd in Witkamp, Beschrijving der Nederlandse Gewesten 1870.-Litho C.C. Last naar J.F. Christ, gepubliceerd in Witkamp, Beschrijving der Nederlandse Gewesten 1870.-Prent Hechler naar W.H.Y., gepubliceerd in Witkamp, Beschrijving der Nederlandse Gewesten 1870.-Diverse tekeningen C. Kneppelhout e.a. Gemeentearchief Leiden 87300 e.v. en J.C. Overvoorde, Catalogus van de prentenverzameling der Gemeente Leiden, 1906/1907 8062-97, 12119-32.
Bronnen
Literatuur
Lennep, J. van, 1975 (1854), Merkwaardige kastelen in Nedeland, Deel VI, 1459-186.Fockema Andreae, S.J. (red.), 1974 (1952), Kastelen en Ridderhofsteden en Buitenplaatsen in Rijnland.Gullick, F.W. van, 1960, Nederlandse Kastelen en Landhuizen, 334-338.Moerman I, 1976, De Ruïne van Teylingen, Deel XXVI uit de serie Nederlandse Kastelen.
Lennep, J. van, 1975 (1854), Merkwaardige kastelen in Nedeland, Deel VI, 1459-186.Fockema Andreae, S.J. (red.), 1974 (1952), Kastelen en Ridderhofsteden en Buitenplaatsen in Rijnland.Gullick, F.W. van, 1960, Nederlandse Kastelen en Landhuizen, 334-338.Moerman I, 1976, De Ruïne van Teylingen, Deel XXVI uit de serie Nederlandse Kastelen.
Documentatie
Coördinaten
Coordinaten: ,
Kaartblad: 11 , x: 95.70, y: 471.82, precisie 2
Coordinaten: ,
Kaartblad: 11 , x: 95.70, y: 471.82, precisie 2
Bescherming gebouw
Status:
Status:
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan: n
Bestemming:
Bestemmingsplan: n
Bestemming:
Auteur en datum
Auteur: M. Klomp
Beschrijving gemaakt: 1999
Auteur: M. Klomp
Beschrijving gemaakt: 1999
Bouwhistorisch onderzoek RCE
1933-1934, o.l.v. J. Kalf
1933-1934, o.l.v. J. Kalf
Archeologisch onderzoek RCE
Overig onderzoek
Geomorfologische codering
Bodemkundige codering
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.