Horst, Ter
 IN BEWERKING [?]

algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst

Object
Horst, Ter
Locatie
Adres: Hoofdweg 74, 7371 AK LOENEN
Loenen
Gemeente Gemeente Apeldoorn
Provincie Gelderland

Huis ter Horst ligt, tezamen met de bijgebouwen en waterpartijen, aan de voet van de oostelijke stuwwal van de Veluwe, op de overgang naar de lager gelegen IJsselvallei (c. 20 m +NAP) in een coulissenlandschap en c. 500 m ten oosten van Loenen; aan de huidige achterzijde bevindt zich een hoog opgaand loofbos (c. 10 ha).
Typologie

Aangezien er over een Huis ter Horst van vóór 1500 niets met zekerheid bekend is en de geraadpleegde bronnen elkaar dienaangaande (soms sterk) tegenspreken, kan geen (vooralsnog) geen type-aanduiding worden gegeven; het is zelfs de vraag of hier ooit wel een kasteel heeft gestaan.
Etymologie
Een horst is een hoogte, bos, hooggelegen stuk grond in een moerassige omgeving; Ter Horst zou daarmee kunnen betekenen 'op de hoogte in het moeras'.
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 2-8-1996

Huis ter Horst is uit baksteen opgetrokken, zonder hoge torens maar wel met hoge gevels. (10:311-2): In 1791-92 werd de toenmalige achtergevel voorzien van een nieuwe gevel in neo-classicistische stijl, met o.m. een gepleisterde gevel op een zwaar onderstuk waarboven zes Ionische pilasters ("kolossale orde"), waarvan de middelste vier een risaliet vormen afgedekt door fronton, die de gevel in vijf traveeën verdelen. De huidige voorkant steekt daarmee ietwat streng af tegen de speelse, Gelderse topgevels van de andere gevels. Tijdens deze verbouwing is waarschijnlijk ook het huidige voorplein aangelegd met de beide bouwhuizen - met frontons, getoogde poorten en schilddaken. De zijgevels en de achtergevel vertonen renaissance-kenmerken, zoals de gebogen contouren en de kruiskozijnen. De bovenzijde van deze gevels wordt gedekt door een overkragende rand van bakstenen. Alle hier oorspronkelijk aanwezige ontlastingsbogen hebben een accolade-vorm. De daklijst aan de achterzijde wordt ondersteund door lijst van uitspringende bakstenen die steeds gedragen worden door twee rond afgeslepen bakstenen. In de daklijst, zowel aan de voor- als achterkant, bevinden zich grote, inwaarts naar beneden neerklappende luiken voor de ventilatie van de korenzolder. De achtergevel wordt bekroond door een zware, langgerekte staande blokvormige schoorsteen, aan de zijkanten waarvan zich nisachtige uitsparingen bevinden. De functie van deze vorm en deze nissen is onbekend. De symmetrie, oorspronkelijk waarschijnlijk aanwezig in de beide zijgevels, is alleen in de westelijke zijgevel min of meer behouden gebleven; mogelijk houdt dit verband met de excentrische positie van de 'achterbouw'; de ruimte die gewonnen zou worden aan de oostkant vond men misschien zo gering dat men van een identieke uitbreiding aan deze zijde heeft afgezien. De symmetrie, oorspronkelijk waarschijnlijk aanwezig in de beide zijgevels, is alleen in de westelijke zijgevel min of meer behouden gebleven; mogelijk houdt dit verband met de excentrische positie van de 'achterbouw'; de ruimte die gewonnen zou worden aan de oostkant vond men misschien zo gering dat men van een identieke uitbreiding aan deze zijde heeft afgezien. (15): De oude ingangsgevel laat veel sporen zien van veranderingen en verbouwingen. Aan de linkerzijde gaat een pilasterdecoratie over drie verdiepingen, in het midden verjongt de stelling zich door middel van gemetselde voluten. De vensterboog op die plaats wordt nog gevormd door een gotische driepas; van dergelijke boogvormen treft men overigens nog op veel plaatsen sporen aan in het metselwerk. De top van de gevel heeft in- en uitzwenkende bogen, op de aanzetten gemarkeerd door overhoeks er op geplaatste korte pinakeltjes die bollen dragen. Op de boogvormige afsluiting van de top staat een hoge, grote pinakel met een nisvormige uitsparing in het metselwerk. De pilaster-decoratie van de gevel is een bakstenen versie van het renaissance-ornament aan de gevel van de Cannenburg te Vaassen. (3:22-3 [citaat, herkomst niet aangegeven]): 'Een eenvoudige houten brug, aansluitende op een bakstenen landhoofd met trapje en bordes [gedragen door een steekgewelf] leidt naar de hoofdingang. Een brede dubbele deur geeft vervolgens toegang tot een ruime hal met in het midden een gemetselde boog. Rechts van de hal liggen twee kamers en suite. Links van de hal bevindt zich de voormalige grote eetzaal met aardig stucwerk en een niet oninteressante schildering op de schouw.Aan het eind van de hal, achter deuren met glas in lood, is de wenteltrap met vrijdragende treden en houtgesneden spijlen. De trap leidt tot de derde verdieping en wordt bekroond door een kleine lichtkoepel. Helaas is het glas hiervan gebroken en vormt de golfplaat een tijdelijke oplossing. Evenwijdig en onzichtbaar vanaf de hoofdtrap bevindt zich de personeelstrap. Het was uit den boze, in theorie althans, dat de adellijke bewoners hun dienend personeel zouden ontmoeten halverwege de treden. Op de eerste verdieping bevinden zich een aantal voormalige pronkvertrekken aan weerszijden van de brede gang. Hier waren de slaapkamers van de Hacfort's en Van Lijnden's gesitueerd. De tweede verdieping bezit een groot aantal kleine kamers waar eens het talrijke kroost van de Hacfort's een onderkomen vond. Boven de tweede verdieping strekt zich een ruime zolder uit waarboven zich de vliering en de duivenzolder bevinden. Op de laatste zolder bevindt zich de toegang tot het klokketorentje. Het zadeldak wordt in het midden bekroond door het klokketorentje met uurwerk. Het oudste gedeelte van het kasteel wordt gevormd door de gewelven met kruisboogconstructies en verschillende gangen. De muren zijn hier ongeveer 80 cm dik. Het souterrain wordt door een noord-zuid lopende gang in twee gelijke delen gescheiden. Deze delen zijn afgeschoten in vier vertrekken, waaronder een keuken, wijnkelder en opslagplaats voor fruit. In het linkerdeel van het souterrain bevindt zich in het midden, op ongeveer 50 cm hoogte boven de vloer, een cirkelvormige ruimte met een doorsnede van 1,30 meter. Dit kan een put zijn geweest maar het kan ook de fundering van de oude traptoren zijn geweest die tegen het versterkte huis was aangebouwd. Aan het eind van de kelders, onder de toegangsbrug, bevindt zich de voormalige leveranciersingang.'Tegenwoordig is het trappenhuis - dat oorspronkelijk door een met leien gedekte bol, die rustte op acht 1 à 2 meter hoge acht zuiltjes, waartussen zich rondom ramen bevonden, werd afgesloten - afgedekt door een zadeldakje, dat danig vloekt met de omgeving. Het westelijke bouwhuis heeft tegenwoordig de volgende indeling, gaande van noord naar zuid: paardestal met ingang aan de noordkant (de 'kopse' kant)/stalling met o.a. opslag voor tuigage van paarden/woning/stalling opnieuw met opslag van tuigage. De vier bovenramen aan de achterzijde (westkant) van dit bouwhuis zijn schijnramen. Het oostelijke bouwhuis heeft de volgende onderdelen, gaande van noord naar zuid: woning(oorspronkelijk de tuinmanswoning; nu ten koste van de schuilkerk uitgebreid)/schuilkerk/tussengang alias voorportaal van de schuilkerk/stalling (met aan de achterzijde een later ingebouwde koeienstal met voergoot. De schuilkapel werd tot omstreeks 1849 - toen er in Loenen een RK-kerk werd gebouwd- geregeld gebruikt; later werd de kapel gehalveerd; de vrijkomende helft werd bij de aanpalende tuinmanswoning getrokken; de schuilkapel is in barokstijl gebouwd en voorzien van schijnluiken; binnen is veel gebruik gemaakt van bladgoud en decoraties en er is een bijzonder, houten altaar met retabel (met de schildering van St Antonius Abt, met het varken met een belletje om zijn nek; de kapel heeft achterstallig onderhoud (schilderwerk en lekkages).