Rhijnestein
VOLLEDIG [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Rhijnestein
Rhijnestein
Locatie
Adres: Rhijnestein 2, 3945 BD Cothen
Cothen
Gemeente Wijk bij Duurstede
Provincie Utrecht
Rhijnestein ligt iets ten oosten van de oude dorpskom van Cothen aan de noordzijde van de Kromme Rijn, tegenover de kerk.
Adres: Rhijnestein 2, 3945 BD Cothen
Cothen
Gemeente Wijk bij Duurstede
Provincie Utrecht
Rhijnestein ligt iets ten oosten van de oude dorpskom van Cothen aan de noordzijde van de Kromme Rijn, tegenover de kerk.
Typologie
Eén van de vele woontorens in het zuidoosten van de provincie Utrecht. De toren stond in eerste aanleg vrij op een omgracht terrein en had een voorburcht met poortgebouw.
Eén van de vele woontorens in het zuidoosten van de provincie Utrecht. De toren stond in eerste aanleg vrij op een omgracht terrein en had een voorburcht met poortgebouw.
Etymologie
De naam kan worden verklaard als stenen huis (stein) aan de (Kromme) Rijn.
De naam kan worden verklaard als stenen huis (stein) aan de (Kromme) Rijn.
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 09-02-1997
Huidige functie:
Rhijnestein is geen solitaire woontoren meer zoals in de Middeleeuwen. Links van de woontoren bevindt zich de 19de-eeuwse woonvleugel en daar links van de 19de-eeuwse toren om het gebouw weer een symmetrisch uiterlijk te geven. Het kasteelterrein is nog steeds bereikbaar via een poortgebouw, dat in eerste aanleg mogelijk, net als de woontoren, dateert uit het begin van de veertiende eeuw of einde van de dertiende eeuw.
Laatst bijgewerkt: 09-02-1997
Huidige functie:
Rhijnestein is geen solitaire woontoren meer zoals in de Middeleeuwen. Links van de woontoren bevindt zich de 19de-eeuwse woonvleugel en daar links van de 19de-eeuwse toren om het gebouw weer een symmetrisch uiterlijk te geven. Het kasteelterrein is nog steeds bereikbaar via een poortgebouw, dat in eerste aanleg mogelijk, net als de woontoren, dateert uit het begin van de veertiende eeuw of einde van de dertiende eeuw.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar:
Grondgebruik:
De woontoren is nog grotendeels intact. De weergang en de vensters zijn gewijzigd en er is veel metselwerk van een kleiner formaat ingeboet. Aan de achterzijde is over twee bouwlagen een serre aangebouwd, tegen de linkerzijde een woonvleugel. Het kasteelterrein is bereikbaar via een poortgebouw. De onderbouw van dit poortgebouw is opgetrokken uit een baksteen met een formaat van 30 x 14 x 7 cm, wat erop kan wijzen dat de onderbouw van het poortgebouw mogelijk uit dezelfde bouwtijd dateert als de woontoren. De middeleeuwse grachten zijn in het verleden verlegd.
Zichtbaar:
Grondgebruik:
De woontoren is nog grotendeels intact. De weergang en de vensters zijn gewijzigd en er is veel metselwerk van een kleiner formaat ingeboet. Aan de achterzijde is over twee bouwlagen een serre aangebouwd, tegen de linkerzijde een woonvleugel. Het kasteelterrein is bereikbaar via een poortgebouw. De onderbouw van dit poortgebouw is opgetrokken uit een baksteen met een formaat van 30 x 14 x 7 cm, wat erop kan wijzen dat de onderbouw van het poortgebouw mogelijk uit dezelfde bouwtijd dateert als de woontoren. De middeleeuwse grachten zijn in het verleden verlegd.
Afmetingen
Het totale terrein inclusief de grachten heeft een trapeziumvorm, waardoor geen exacte buitenmaten zijn te geven. Op basis van een grachtrestant nabij het poortgebouw kan worden geconcludeerd dat het terrein in oorsprong kleiner zal zijn geweest, waarbij de voorburcht het huis in een L-vorm omsloot. De buitenomtrek van hoofd- en voorburcht excl. de grachten is niet meer te geven door het thans ontbreken van grachten direct rond het huis.De toren heeft een buitenmaat van 8,50 x 8,50 m.
Het totale terrein inclusief de grachten heeft een trapeziumvorm, waardoor geen exacte buitenmaten zijn te geven. Op basis van een grachtrestant nabij het poortgebouw kan worden geconcludeerd dat het terrein in oorsprong kleiner zal zijn geweest, waarbij de voorburcht het huis in een L-vorm omsloot. De buitenomtrek van hoofd- en voorburcht excl. de grachten is niet meer te geven door het thans ontbreken van grachten direct rond het huis.De toren heeft een buitenmaat van 8,50 x 8,50 m.
Fysisch-geografische situering
Het kasteel werd gebouwd bij het dorp Cothen op geulafzettingen van de Kromme Rijn. Het zand, achtergelaten door de Kromme Rijn, wordt de Kromme Rijn Stroomrug genoemd. Het werd, door de voortschrijdende inklinking van de flankerende rivierkommen, een duidelijke waarneembare hogere strook in het landschap. Het kasteel ligt op de oever van de versmalde rivier. Het kasteel is gebouwd na de afdamming van de Kromme Rijn in 1122 na Ch. (Coppelmans 2005, nr. 69).
Het kasteel werd gebouwd bij het dorp Cothen op geulafzettingen van de Kromme Rijn. Het zand, achtergelaten door de Kromme Rijn, wordt de Kromme Rijn Stroomrug genoemd. Het werd, door de voortschrijdende inklinking van de flankerende rivierkommen, een duidelijke waarneembare hogere strook in het landschap. Het kasteel ligt op de oever van de versmalde rivier. Het kasteel is gebouwd na de afdamming van de Kromme Rijn in 1122 na Ch. (Coppelmans 2005, nr. 69).
Oudste vermelding
Datum: 1361, 10/07
Bron: RAU, Archief Huis Rijnestein te Cothen, inv.nr. 7.
"'dat huus ente hofstede te Rijnensteyne'"
10 juli 1361: 'Dat huus ente hofstede te Rijnensteyne .... als 't gheleghen is in den Rijn tot Coten tusschen den Kerkdijc aen die een side en tusschen Rijchaerd Cloetinx lande an de ander side'.
Datum: 1361, 10/07
Bron: RAU, Archief Huis Rijnestein te Cothen, inv.nr. 7.
"'dat huus ente hofstede te Rijnensteyne'"
10 juli 1361: 'Dat huus ente hofstede te Rijnensteyne .... als 't gheleghen is in den Rijn tot Coten tusschen den Kerkdijc aen die een side en tusschen Rijchaerd Cloetinx lande an de ander side'.
Bezitsgeschiedenis
De vroegst bekende bezitter van Rhijnestein is ridder Steven van Wijk, in de oorkonden voorkomend van 1248 tot 1268. In 1303 wordt zijn zoon Daem van Bloemenweerde vermeld als bezitter van Rhijnestein. Diens zoon, Gijsbert, verkocht Rhijnestein in 1361. In dat jaar beleende Gijsbert van Abcoude Margriet van Arkel, vrouwe van der Eem, met Rhijnestein, na opdracht van Gijsbert van Bloemenweerde. Laatstgenoemde is hiertoe waarschijnlijk bewogen door bisschop Jan van Arkel, een zoon van Margriet. Margriet van Arkel, gehuwd met Gijsbert Both, heer van der Eem, stierf op 23 juni 1368 en liet Rhijnestein na aan haar kleinzoon Jan, een bastaard van haar zoon de bisschop. Na een belegering in 1396 door bisschop Frederik van Blankenheim kwam het kasteel tijdelijk in handen van Sweder van Vianen, maar op 29 september 1407 werd Daem Taetse, neef van Jan van Arkel, er door Jacob van Gaasbeek, heer van Abcoude, weer mee beleend. In opdracht van Daem is op 25 februari 1416 Herman van Steenre met het kasteel beleend. Zijn zoon Frederik is in 1436 met het kasteel beleend en hij droeg het in 1440 over aan Daniël van Nyewael (Nieuwaal?). Hun achterkleindochter Johanna bracht Rhijnestein via een huwelijk met Joriphaes van Hattum in diens familie. Hun kinderen hebben het huis niet bewoond en hun achterkleinzoon Jan verkocht het kasteel wegens een enorme schuld aan de schuldeiser Dirk de Ridder van Groenestein en diens broer Cornelis. Dirk en Cornelis en hun nazaten schijnen Rhijnestein in gemeenschappelijk bezit te hebben gehouden tot begin 1640. In 1640 schijnt een boedelscheiding te hebben plaatsgevonden (Hofman 1904, 24). Rhijnestein is daarbij toebedeeld aan een zoon van Dirk, Cornelis genaamd. Een nazaat van zijn broer verkocht het kasteel in 1734 aan Gerard van Neck en deze op zijn beurt in 1736 aan IJsbrand Georgesz. Bruyn. Zijn weduwe Sybilla Helena Severijn erfde het kasteel in 1746 en verkocht het op 18 november 1762 aan Arend van Lelieveld uit Amsterdam, die het op zijn beurt in mei 1775 verkocht aan Gerard Weenink uit Rhenen. De weduwe van Gerard verkocht het kasteel in 1827 aan Isabella Antonia Lucretia van Westrenen, weduwe van dr Jan Frederik van Beeck Calkoen, die er overigens nooit heeft gewoond. Een nazaat van haar, mevrouw F.E. van Lidth de Jeude-van Beeck Calkoen, bewoont het huis met haar echtgenoot.
De vroegst bekende bezitter van Rhijnestein is ridder Steven van Wijk, in de oorkonden voorkomend van 1248 tot 1268. In 1303 wordt zijn zoon Daem van Bloemenweerde vermeld als bezitter van Rhijnestein. Diens zoon, Gijsbert, verkocht Rhijnestein in 1361. In dat jaar beleende Gijsbert van Abcoude Margriet van Arkel, vrouwe van der Eem, met Rhijnestein, na opdracht van Gijsbert van Bloemenweerde. Laatstgenoemde is hiertoe waarschijnlijk bewogen door bisschop Jan van Arkel, een zoon van Margriet. Margriet van Arkel, gehuwd met Gijsbert Both, heer van der Eem, stierf op 23 juni 1368 en liet Rhijnestein na aan haar kleinzoon Jan, een bastaard van haar zoon de bisschop. Na een belegering in 1396 door bisschop Frederik van Blankenheim kwam het kasteel tijdelijk in handen van Sweder van Vianen, maar op 29 september 1407 werd Daem Taetse, neef van Jan van Arkel, er door Jacob van Gaasbeek, heer van Abcoude, weer mee beleend. In opdracht van Daem is op 25 februari 1416 Herman van Steenre met het kasteel beleend. Zijn zoon Frederik is in 1436 met het kasteel beleend en hij droeg het in 1440 over aan Daniël van Nyewael (Nieuwaal?). Hun achterkleindochter Johanna bracht Rhijnestein via een huwelijk met Joriphaes van Hattum in diens familie. Hun kinderen hebben het huis niet bewoond en hun achterkleinzoon Jan verkocht het kasteel wegens een enorme schuld aan de schuldeiser Dirk de Ridder van Groenestein en diens broer Cornelis. Dirk en Cornelis en hun nazaten schijnen Rhijnestein in gemeenschappelijk bezit te hebben gehouden tot begin 1640. In 1640 schijnt een boedelscheiding te hebben plaatsgevonden (Hofman 1904, 24). Rhijnestein is daarbij toebedeeld aan een zoon van Dirk, Cornelis genaamd. Een nazaat van zijn broer verkocht het kasteel in 1734 aan Gerard van Neck en deze op zijn beurt in 1736 aan IJsbrand Georgesz. Bruyn. Zijn weduwe Sybilla Helena Severijn erfde het kasteel in 1746 en verkocht het op 18 november 1762 aan Arend van Lelieveld uit Amsterdam, die het op zijn beurt in mei 1775 verkocht aan Gerard Weenink uit Rhenen. De weduwe van Gerard verkocht het kasteel in 1827 aan Isabella Antonia Lucretia van Westrenen, weduwe van dr Jan Frederik van Beeck Calkoen, die er overigens nooit heeft gewoond. Een nazaat van haar, mevrouw F.E. van Lidth de Jeude-van Beeck Calkoen, bewoont het huis met haar echtgenoot.
Bouwgeschiedenis
Rhijnestein is ontstaan uit een vierkante woontoren, gebouwd op een klein eiland, en voorzien van een voorburcht met poortgebouw. Fundamenten 'op de kerksteeg' wijzen op het bestaan van een tweede poorttoren. De woontoren wordt gedateerd kort na 1300 en is mogelijk gebouwd in opdracht van Daem van Bloemenweerde, die in 1303 wordt vermeld als bezitter van Rhijnestein. Het baksteenformaat duidt echter eerder op een bouwdatum in de late 13de eeuw. De woontoren heeft een buitenmaat van 8,50 x 8,50 m en een hoogte tot de weergang van 14,60 m. De muurdikte verloopt van 1,70 ter plaatse van de fundering, via 1,30 op de begane grond en de verdieping naar 1,15 m op de tweede verdieping. De gebruikte baksteen meet 30 x 14 x 8,5 cm aan de voorzijde en 30 x 14 x 7,5 cm aan de achterzijde boven. De toren telt boven een kelder drie bouwlagen plus een zolder en wordt afgesloten met een vierzijdig tentdak. De kelder is overkluisd met een tongewelf. In de noordoosthoek zijn zowel in de vloer als in het gewelf sporen aangetroffen, die kunnen duiden op een buiten gebruik gestelde waterput. Ongeveer in het midden van de noordwand zijn de restanten van een stenen spiltrap met houten spil naar de begane grond aangetroffen. Hoe de verbinding met de overige verdiepingen plaats vond is niet duidelijk, maar het is waarschijnlijk dat er zich houten of gemetselde trappen tegen de muren hebben bevonden.De westwand bevat op de begane grond en de eerste verdieping een stookplaats. De eerste en tweede verdieping bevatten in de noordwest- en noordoosthoek naar buiten toe in hoogte afnemende schietspleten, die het poortgebouw bestrijken. Afgaande op openingen aan de buitenzijde zijn er vroeger meer geweest.Van de constructie van de vloeren is alleen die van de zoldervloer waarneembaar. Het betreft hier een enkelvoudige balklaag, gesteund door een onderslagbalk en strijkbalken, de laatsten rustend op consoles. De kap bevat eiken spanten, mogelijk nog daterend uit de 16de eeuw. Het overige deel van de kap zou uit de 17de eeuw kunnen dateren. Links van de woontoren bevindt zich de 19de eeuwse woonvleugel en daar links van de 19de eeuwse toren om het gebouw weer een symmetrisch uiterlijk te gevenHet kasteelterrein is bereikbaar via een poortgebouw. De onderbouw van dit poortgebouw is opgetrokken uit een baksteen met een formaat van 30 x 14 x 7 cm, wat erop kan wijzen dat de onderbouw van het poortgebouw mogelijk uit dezelfde bouwtijd dateert als de woontoren. De poorttoren is in oorsprong gebouwd als vrijstaand gebouw, getuige de, deels verdwenen, steunberen tegen voor- en zijgevels. De hoeveelheid bebouwing schijnt in de 14de eeuw groter te zijn geweest en de toren zou middels een voorplein gescheiden zijn geweest van een woonhuis, waarvan de fundamenten in het begin van deze eeuw zijn ontgraven. In 1810 is dit woonhuis gesloopt en werd het koetshuis, dat tegen het poortgebouw was aangebouwd, tot drie woningen omgebouwd. In 1858 is de woontoren gerenoveerd en is de ophaalbrug aan de noordzijde van de toren vervangen door een dam. Bij de renovatie van de toren werden onder meer vloeren en vensters vervangen en werd het dak gedekt met pannen. In de jaren 1873-74 is tegen de noordzijde van de toren een nieuwe woning aangebouwd en hierbij zijn de grachten geheel verdwenen. Het interieur van de toren werd bij deze verbouwing gewijzigd en er werden onder meer stucplafonds aangebracht. De vensters werden vergroot. In 1879 werd de toren opnieuw gerenoveerd en werd, evenals in 1858, nogal wat metselwerk aan de buitenzijde vervangen door een kleinere baksteen. Het dak werd vernieuwd en nu gedekt met leien in Rijndekking. De oorspronkelijke kanteling werd vervangen door kleinere kantelen op een spitsboogfries en met hardsteen afgewerkt. Onderdeel van deze renovatie was ook een ingrijpend herstel van de funderingen. In 1867-68 was de Kromme Rijn gekanaliseerd, waarna de rivierbodem twee meter lager was komen te liggen. De toren dreigde te verzakken door de verlaging van de grondwaterstand. Op een diepte van 1,40 meter werd een nieuwe zware fundering aangebracht. In 1887 is aan de noordzijde van de woning (ten behoeve van de symmetrie) een tweede toren gebouwd, eveneens gefundeerd op één meter dikke betonnen fundamenten.
Rhijnestein is ontstaan uit een vierkante woontoren, gebouwd op een klein eiland, en voorzien van een voorburcht met poortgebouw. Fundamenten 'op de kerksteeg' wijzen op het bestaan van een tweede poorttoren. De woontoren wordt gedateerd kort na 1300 en is mogelijk gebouwd in opdracht van Daem van Bloemenweerde, die in 1303 wordt vermeld als bezitter van Rhijnestein. Het baksteenformaat duidt echter eerder op een bouwdatum in de late 13de eeuw. De woontoren heeft een buitenmaat van 8,50 x 8,50 m en een hoogte tot de weergang van 14,60 m. De muurdikte verloopt van 1,70 ter plaatse van de fundering, via 1,30 op de begane grond en de verdieping naar 1,15 m op de tweede verdieping. De gebruikte baksteen meet 30 x 14 x 8,5 cm aan de voorzijde en 30 x 14 x 7,5 cm aan de achterzijde boven. De toren telt boven een kelder drie bouwlagen plus een zolder en wordt afgesloten met een vierzijdig tentdak. De kelder is overkluisd met een tongewelf. In de noordoosthoek zijn zowel in de vloer als in het gewelf sporen aangetroffen, die kunnen duiden op een buiten gebruik gestelde waterput. Ongeveer in het midden van de noordwand zijn de restanten van een stenen spiltrap met houten spil naar de begane grond aangetroffen. Hoe de verbinding met de overige verdiepingen plaats vond is niet duidelijk, maar het is waarschijnlijk dat er zich houten of gemetselde trappen tegen de muren hebben bevonden.De westwand bevat op de begane grond en de eerste verdieping een stookplaats. De eerste en tweede verdieping bevatten in de noordwest- en noordoosthoek naar buiten toe in hoogte afnemende schietspleten, die het poortgebouw bestrijken. Afgaande op openingen aan de buitenzijde zijn er vroeger meer geweest.Van de constructie van de vloeren is alleen die van de zoldervloer waarneembaar. Het betreft hier een enkelvoudige balklaag, gesteund door een onderslagbalk en strijkbalken, de laatsten rustend op consoles. De kap bevat eiken spanten, mogelijk nog daterend uit de 16de eeuw. Het overige deel van de kap zou uit de 17de eeuw kunnen dateren. Links van de woontoren bevindt zich de 19de eeuwse woonvleugel en daar links van de 19de eeuwse toren om het gebouw weer een symmetrisch uiterlijk te gevenHet kasteelterrein is bereikbaar via een poortgebouw. De onderbouw van dit poortgebouw is opgetrokken uit een baksteen met een formaat van 30 x 14 x 7 cm, wat erop kan wijzen dat de onderbouw van het poortgebouw mogelijk uit dezelfde bouwtijd dateert als de woontoren. De poorttoren is in oorsprong gebouwd als vrijstaand gebouw, getuige de, deels verdwenen, steunberen tegen voor- en zijgevels. De hoeveelheid bebouwing schijnt in de 14de eeuw groter te zijn geweest en de toren zou middels een voorplein gescheiden zijn geweest van een woonhuis, waarvan de fundamenten in het begin van deze eeuw zijn ontgraven. In 1810 is dit woonhuis gesloopt en werd het koetshuis, dat tegen het poortgebouw was aangebouwd, tot drie woningen omgebouwd. In 1858 is de woontoren gerenoveerd en is de ophaalbrug aan de noordzijde van de toren vervangen door een dam. Bij de renovatie van de toren werden onder meer vloeren en vensters vervangen en werd het dak gedekt met pannen. In de jaren 1873-74 is tegen de noordzijde van de toren een nieuwe woning aangebouwd en hierbij zijn de grachten geheel verdwenen. Het interieur van de toren werd bij deze verbouwing gewijzigd en er werden onder meer stucplafonds aangebracht. De vensters werden vergroot. In 1879 werd de toren opnieuw gerenoveerd en werd, evenals in 1858, nogal wat metselwerk aan de buitenzijde vervangen door een kleinere baksteen. Het dak werd vernieuwd en nu gedekt met leien in Rijndekking. De oorspronkelijke kanteling werd vervangen door kleinere kantelen op een spitsboogfries en met hardsteen afgewerkt. Onderdeel van deze renovatie was ook een ingrijpend herstel van de funderingen. In 1867-68 was de Kromme Rijn gekanaliseerd, waarna de rivierbodem twee meter lager was komen te liggen. De toren dreigde te verzakken door de verlaging van de grondwaterstand. Op een diepte van 1,40 meter werd een nieuwe zware fundering aangebracht. In 1887 is aan de noordzijde van de woning (ten behoeve van de symmetrie) een tweede toren gebouwd, eveneens gefundeerd op één meter dikke betonnen fundamenten.
Afbeeldingen
- Tekening van het kasteelterrein vanuit het westen. Pentekening in bruin en grijs, penseel in grijs. Tekening door Cornelis Pronk, 1728, HUA, inv.nr. 201823. - Tekening van het kasteelterrein vanuit het noorden, door Jan de Beijer, ca. 1745, KHA, MCS/788 (Hermans 1995, 376).- Kadastrale minuut, 1829, gemeent Cothen, Utrecht, Sectie A, blad 1, nr. 35 (http://watwaswaar.nl/#XI-TA-7-ed-1v-1-3MgK-1xGy---ic, geraadpleegd op 08-07-2010). - Tekening door A. Viersen naar de kadastrale minuut van 1829. Kadastrale gemeente Cothen, sectie A3 en A2 (Hermans 1995, p. 380).- Plattegrond van het omgrachte kasteelcomplex, het noorden schuin links onder. Anonieme tekening, 1840, part. coll (repro RCE, neg.nr. 116.227) (Hermans 1995, 377).- Google Earth foto, 2010, locatie Rhijnestein (Documentatiecentrum NKS, digitale documentatie).
- Tekening van het kasteelterrein vanuit het westen. Pentekening in bruin en grijs, penseel in grijs. Tekening door Cornelis Pronk, 1728, HUA, inv.nr. 201823. - Tekening van het kasteelterrein vanuit het noorden, door Jan de Beijer, ca. 1745, KHA, MCS/788 (Hermans 1995, 376).- Kadastrale minuut, 1829, gemeent Cothen, Utrecht, Sectie A, blad 1, nr. 35 (http://watwaswaar.nl/#XI-TA-7-ed-1v-1-3MgK-1xGy---ic, geraadpleegd op 08-07-2010). - Tekening door A. Viersen naar de kadastrale minuut van 1829. Kadastrale gemeente Cothen, sectie A3 en A2 (Hermans 1995, p. 380).- Plattegrond van het omgrachte kasteelcomplex, het noorden schuin links onder. Anonieme tekening, 1840, part. coll (repro RCE, neg.nr. 116.227) (Hermans 1995, 377).- Google Earth foto, 2010, locatie Rhijnestein (Documentatiecentrum NKS, digitale documentatie).
Bronnen
N.v.t.
N.v.t.
Literatuur
- Canneman, E.A., 1989, Kastelen aan de Langbroekerwetering, Alphen aan den Rijn/Amsterdam, 30-39.- Ebbenhorst Tengbergen, E.J. van, 1960, 'Kasteel Rijnestein bij Cothen', in: F.W. van Gulick red., Nederlandse kastelen en landhuizen, s.l. s.a., 208-213 (herdruk van het artikel in Cobouw van 30 mei 1958).- Friederichs, H.F., 1970, Die Reichsfreiherren von Ritter zu Groenesteyn und ihre Vorfahren. II Das Utrechter Geslecht de Ridder 1220 - 1650 - 1730. - Hermans, T., 1995, 'Rhijnestein', in: B. Olde Meierink e.a. (red.), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht, 376-280.- Hofman, J.H., 1904, Het kasteel Rijnestein, z.p.- Tromp, H.M.J., 1968(?), Kastelen langs de Wetering deel I, Zeist s.l. (eerste druk 1968), 23-30. - Rutgers, C.A., 1970, Jan van Arkel. Bisschop van Utrecht, Groningen. Dissertatie.
- Canneman, E.A., 1989, Kastelen aan de Langbroekerwetering, Alphen aan den Rijn/Amsterdam, 30-39.- Ebbenhorst Tengbergen, E.J. van, 1960, 'Kasteel Rijnestein bij Cothen', in: F.W. van Gulick red., Nederlandse kastelen en landhuizen, s.l. s.a., 208-213 (herdruk van het artikel in Cobouw van 30 mei 1958).- Friederichs, H.F., 1970, Die Reichsfreiherren von Ritter zu Groenesteyn und ihre Vorfahren. II Das Utrechter Geslecht de Ridder 1220 - 1650 - 1730. - Hermans, T., 1995, 'Rhijnestein', in: B. Olde Meierink e.a. (red.), Kastelen en ridderhofsteden in Utrecht, Utrecht, 376-280.- Hofman, J.H., 1904, Het kasteel Rijnestein, z.p.- Tromp, H.M.J., 1968(?), Kastelen langs de Wetering deel I, Zeist s.l. (eerste druk 1968), 23-30. - Rutgers, C.A., 1970, Jan van Arkel. Bisschop van Utrecht, Groningen. Dissertatie.
Documentatie
- Berends, G., 1968, Documentatierapport. Cothen (U), kasteel Rhijnestein, typoscript, Zeist.-Tromp, H.M.J., Het gebied van de Langbroekerwetering en de versterkte huizen uit de dertiende en veertiende eeuw, kandidaatsscriptie RU Utrecht 1975.
- Berends, G., 1968, Documentatierapport. Cothen (U), kasteel Rhijnestein, typoscript, Zeist.-Tromp, H.M.J., Het gebied van de Langbroekerwetering en de versterkte huizen uit de dertiende en veertiende eeuw, kandidaatsscriptie RU Utrecht 1975.
Coördinaten
Coordinaten: 51°59'49.28''N, 5°18'56.36''O
Kaartblad: 39B , x: 150.086, y: 445.406, precisie 3
Coordinaten: 51°59'49.28''N, 5°18'56.36''O
Kaartblad: 39B , x: 150.086, y: 445.406, precisie 3
Bescherming gebouw
Status: (507442)
Monumentnummer: 507442
ODB Beschrijving (www.kich.nl): 'HOOFDGEBOUW behorende bij de buitenplaats Rhijnestein. Zuidelijk gelegen, in oorsprong vrijstaande vierkante woontoren opgetrokken in baksteen daterend rond 1300, bestaande uit een met een tongewelf overkluisde kelder, begane grond, twee verdiepingen en een kapverdieping onder een met leien in rijndekking belegd tentdak, in het laatste kwart van de negentiende-eeuw gewijzigd en in 1873-1874 aan de noordzijde uitgebreid met een drie traveëen breed bakstenen woonhuis op rechthoekige plattegrond bestaande uit een souterrain, begane grond en verdieping, op natuurstenen plint onder een met leien gedekt afgeplat schilddak en in 1887 met een noordelijke vlak gedekte vierkante bakstenen woontoren gebouwd bestaande uit souterrain, begane grond, twee verdiepingen, tot een nagenoeg symmetrisch aanziend hoofdgebouw. De architect van deze verbouwing is niet bekend. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden de grachten verlegd. De middeleeuwse toren heeft op de tweede en derde verdieping overhoekse schietspleten. In de kap bevinden zich twee eikenhouten spanten; verder restanten van een spiltrap. Het aan de voorzijde licht risalerende middengedeelte heeft een gepleisterde pilasters, het aan de achterzijde sterker risalerende middendeel staat op een plint en heeft alleen hoekpilasters; beide gevels worden afgesloten door een rechte lijst. Negentiende-eeuwse torenbekroningen met kantelen; de zuidelijke toren is gedecoreerd met een spitsboogfries, de noordelijke toren met een rondboogfries geaccentueerd met natuurstenen consoles. De gevels worden geleed door negentiende-eeuwse schuif-, draai- en meerruitsvensters en enkele toegangsdeuren. De spitsboogvensters in de middeleeuwse wooontoren zijn in later tijd aangebracht. Hoofdentree in rechter travee van het middenhuis met natuurstenen trappartij, lantaarns en trapleuning. De middeleeuwse woontoren heeft aan de achterzijde een driezijdige erkeruitbouw met openslaande deuren naar een klein balkon, dat met een neo-gothische driepasboogtracering is opengewerkt. Op de tweede verdieping een groot balkon, voorzien van dezelfde neo-gothische decoratie; tegen de gevel houten beschieting en daklijst met windveren met opengewerkte driepasboog. Aan de voorzijde twee geornamenteerde dakkapellen. In het inwendige is de negentiende-eeuwse indeling gaaf bewaard gebleven, in het interieur zijn onder meer van belang stucplafonds en lambrizering; schuifspiegelwand; schouwen met verfijnde papier-machédecoratie; serre met centraal verwarmingssysteem; kelderbadkamer met warmwatersysteem en zinken bad; houtbeschildering in hal op begane grond en de verdieping; marmeren- en plavuizenvloeren die waarschijnlijk zijn aangebracht bij de restauratie in 1873-1874. NB Aan de achterzijde is tussen de middenvleugel en de negentiende-eeuwse toren tegen de risalerende zijgevel een liftschacht aangebracht die buiten de bescherming valt. Waardering Hoofdgebouw behorende bij de buitenplaats Rhijnestein van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de architectonische vorm geving beïnvloed door neo-gotiek; - vanwege de hoge mate van gaafheid van het exterieur en nagenoeg gaaf bewaard gebleven interieur en interieurindeling; - vanwege de nagenoeg oorspronkelijke plattegrond; - vanwege de functioneel-ruimtelijke relatie met de andere onderdelen van de buitenplaats; - vanwege de kenmerkende ligging binnen de laat-negentiende-eeuwse kleinschalige parkaanleg in landschapsstijl met diverse zichtassen'.
Status: (507442)
Monumentnummer: 507442
ODB Beschrijving (www.kich.nl): 'HOOFDGEBOUW behorende bij de buitenplaats Rhijnestein. Zuidelijk gelegen, in oorsprong vrijstaande vierkante woontoren opgetrokken in baksteen daterend rond 1300, bestaande uit een met een tongewelf overkluisde kelder, begane grond, twee verdiepingen en een kapverdieping onder een met leien in rijndekking belegd tentdak, in het laatste kwart van de negentiende-eeuw gewijzigd en in 1873-1874 aan de noordzijde uitgebreid met een drie traveëen breed bakstenen woonhuis op rechthoekige plattegrond bestaande uit een souterrain, begane grond en verdieping, op natuurstenen plint onder een met leien gedekt afgeplat schilddak en in 1887 met een noordelijke vlak gedekte vierkante bakstenen woontoren gebouwd bestaande uit souterrain, begane grond, twee verdiepingen, tot een nagenoeg symmetrisch aanziend hoofdgebouw. De architect van deze verbouwing is niet bekend. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden de grachten verlegd. De middeleeuwse toren heeft op de tweede en derde verdieping overhoekse schietspleten. In de kap bevinden zich twee eikenhouten spanten; verder restanten van een spiltrap. Het aan de voorzijde licht risalerende middengedeelte heeft een gepleisterde pilasters, het aan de achterzijde sterker risalerende middendeel staat op een plint en heeft alleen hoekpilasters; beide gevels worden afgesloten door een rechte lijst. Negentiende-eeuwse torenbekroningen met kantelen; de zuidelijke toren is gedecoreerd met een spitsboogfries, de noordelijke toren met een rondboogfries geaccentueerd met natuurstenen consoles. De gevels worden geleed door negentiende-eeuwse schuif-, draai- en meerruitsvensters en enkele toegangsdeuren. De spitsboogvensters in de middeleeuwse wooontoren zijn in later tijd aangebracht. Hoofdentree in rechter travee van het middenhuis met natuurstenen trappartij, lantaarns en trapleuning. De middeleeuwse woontoren heeft aan de achterzijde een driezijdige erkeruitbouw met openslaande deuren naar een klein balkon, dat met een neo-gothische driepasboogtracering is opengewerkt. Op de tweede verdieping een groot balkon, voorzien van dezelfde neo-gothische decoratie; tegen de gevel houten beschieting en daklijst met windveren met opengewerkte driepasboog. Aan de voorzijde twee geornamenteerde dakkapellen. In het inwendige is de negentiende-eeuwse indeling gaaf bewaard gebleven, in het interieur zijn onder meer van belang stucplafonds en lambrizering; schuifspiegelwand; schouwen met verfijnde papier-machédecoratie; serre met centraal verwarmingssysteem; kelderbadkamer met warmwatersysteem en zinken bad; houtbeschildering in hal op begane grond en de verdieping; marmeren- en plavuizenvloeren die waarschijnlijk zijn aangebracht bij de restauratie in 1873-1874. NB Aan de achterzijde is tussen de middenvleugel en de negentiende-eeuwse toren tegen de risalerende zijgevel een liftschacht aangebracht die buiten de bescherming valt. Waardering Hoofdgebouw behorende bij de buitenplaats Rhijnestein van algemeen belang: - vanwege de ouderdom; - vanwege de architectonische vorm geving beïnvloed door neo-gotiek; - vanwege de hoge mate van gaafheid van het exterieur en nagenoeg gaaf bewaard gebleven interieur en interieurindeling; - vanwege de nagenoeg oorspronkelijke plattegrond; - vanwege de functioneel-ruimtelijke relatie met de andere onderdelen van de buitenplaats; - vanwege de kenmerkende ligging binnen de laat-negentiende-eeuwse kleinschalige parkaanleg in landschapsstijl met diverse zichtassen'.
Bescherming terrein
Status: (45274)
Status: (45274)
Bestemming
Bestemmingsplan: Onbekend
Bestemming:
Bestemmingsplan: Onbekend
Bestemming:
Auteur en datum
Auteur: D.B.M. Hermans
Beschrijving gemaakt: 3 juni 1999
Auteur: D.B.M. Hermans
Beschrijving gemaakt: 3 juni 1999
Bouwhistorisch onderzoek RCE
1968 (Berends)
1968 (Berends)
Archeologisch onderzoek RCE
N.v.t.
N.v.t.
Overig onderzoek
Tromp, H.M.J., Het gebied van de Langbroekerwetering en de versterkte huizen uit de dertiende en veertiende eeuw, kandidaatsscriptie RU Utrecht 1975, pag. 10.
Tromp, H.M.J., Het gebied van de Langbroekerwetering en de versterkte huizen uit de dertiende en veertiende eeuw, kandidaatsscriptie RU Utrecht 1975, pag. 10.
Geomorfologische codering
2R8, Rivierbodemdal, laaggelegen.
2R8, Rivierbodemdal, laaggelegen.
Bodemkundige codering
Rn62C-III, Kalkloze poldervaaggronden; zavel en lichte klei, profielverloop 2.
Rn62C-III, Kalkloze poldervaaggronden; zavel en lichte klei, profielverloop 2.
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.