Batinge
IN BEWERKING [?]
algemeen | omschrijving | bezits- en bouwgeschiedenis | afbeeldingen, literatuur en documentatie | verdere informatie | terug naar de lijst
Object
Batinge
Batinge
Locatie
Adres: Bij Batingheweg 6
Dwingeloo
Gemeente Westerveld
Provincie Drenthe
Batinge was gelegen enkele honderden meters ten westen van het dorp Dwingeloo.
Adres: Bij Batingheweg 6
Dwingeloo
Gemeente Westerveld
Provincie Drenthe
Batinge was gelegen enkele honderden meters ten westen van het dorp Dwingeloo.
Typologie
Batinge bestond eind 14e eeuw uit een verdedigingstoren en bijbehorende woongebouwen.
Batinge bestond eind 14e eeuw uit een verdedigingstoren en bijbehorende woongebouwen.
Etymologie
Huidige situatie
Laatst bijgewerkt: 17-3-2003
Van het kasteel zijn alleen de dichtgegroeide gracht, enkele fundamenten, en een tot boerderij verbouwd bouwhuis bewaard gebleven.
Laatst bijgewerkt: 17-3-2003
Van het kasteel zijn alleen de dichtgegroeide gracht, enkele fundamenten, en een tot boerderij verbouwd bouwhuis bewaard gebleven.
Toestand van het middeleeuwse kasteel
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Van het kasteel zijn alleen de dichtgegroeide gracht, enkele fundamenten, en een tot boerderij uitgebouwd bouwhuis bewaard gebleven. Bestemmingsplan: Landgoed met bodemgebonden agrarisch bedrijf.
Zichtbaar:
Grondgebruik:
Van het kasteel zijn alleen de dichtgegroeide gracht, enkele fundamenten, en een tot boerderij uitgebouwd bouwhuis bewaard gebleven. Bestemmingsplan: Landgoed met bodemgebonden agrarisch bedrijf.
Afmetingen
Het terrein waarop de hoofdburcht en de bouwhuizen lagen mat 167 x 117 meter.
Het terrein waarop de hoofdburcht en de bouwhuizen lagen mat 167 x 117 meter.
Oudste vermelding
Datum: tussen 1298 en 1304
Bron: Blok 1896, nr. 199.
Een overzicht van de inkomsten van de proosdij van St. Pieter te Utrecht, gedateerd tussen 1298 en 1304, vermeldt inkomsten uit Batinge: 'Item Battingehus solvit II1/2 maldia siliginis et tantum brassi et unum scultmudde siliginis.'
Datum: tussen 1298 en 1304
Bron: Blok 1896, nr. 199.
Een overzicht van de inkomsten van de proosdij van St. Pieter te Utrecht, gedateerd tussen 1298 en 1304, vermeldt inkomsten uit Batinge: 'Item Battingehus solvit II1/2 maldia siliginis et tantum brassi et unum scultmudde siliginis.'
Bezitsgeschiedenis
Volgens Bos was Batinge oorspronkelijk een allodiale havezate. De eigenaar, Hendrik van Ansen, zou het in 1353 aan de bisschop van Utrecht overgedragen hebben en ontving het weer van hem in leen terug. Volgens de eerste vermelding echter, die tussen 1298 en 1304 plaatsvond, kreeg de proosdij van St. Pieter in Utrecht in die tijd inkomsten uit 'Battingehus', en in dat geval is het niet waarschijnlijk dat Batinge allodiaal bezit was. Hoe het ook zij, in 1353 was de havezate in handen van Hendrick van Ansen. Het is overigens onbekend wie Hendrick was, aangezien hij verder nergens wordt genoemd. In 1354 trouwde Hedwig van Ansen met Johan de Vos van Goer (genoemd Van Steenwijk) en kreeg Batinge mee in haar huwelijk. In 1484 overleed Coenraad de Vos van Steenwijk en ging Batinge naar zijn dochter Anna. Zij verkocht het in 1495 aan haar oom Hendrick de Vos van Steenwijk. Diens zoon Hendrick verkocht het in 1509 aan George Schenck van Toutenburg, de echtgenoot van Anna, zodat Batinge weer in handen van haar familie kwam. Bij de dood van Anna in 1521 erfde haar zoon Frederik het huis Batinge, maar hij droeg het over aan zijn vader. Bij de dood van George ging het over naar Carel, een zoon uit zijn tweede huwelijk. Die had echter geen kinderen, zodat Frederik in 1571 alsnog Batinge erfde. Bij diens dood in 1580 ontstond ruzie tussen zijn erfgenamen om Batinge. Uiteindelijk werd het toegewezen aan Joachim van den Boetzelaer tot Toutenburg. Johan van den Clooster tot de Havixhorst, een kleinzoon van Hendrick de Vos van Steenwijk, vond echter dat hij ook recht op Batinge had, en veroverde het. Pas in 1601 werd hij eruit verdreven. Rutger van den Boetzelaer erfde Batinge in 1622, en liet het verbouwen. In 1668 liet hij het na aan zijn neef Joost Rudolph, hoewel die langdurige processen moest voeren om het daadwerkelijk in bezit te krijgen. Wegens schulden moest hij het in 1685 verkopen aan Elbert Anthonie van Pallandt. Vanaf 1686 werd er door hem opnieuw verbouwd.Na de dood van zijn vrouw in 1721 ging Batinge naar de broer van de weduwe, Elbert Anthonie Gerard baron van Heeckeren. In 1735 liet hij het na aan zijn neef Adolph Jacob van Heeckeren tot Nettelhorst. In 1830 werd het huis geveild; de nieuwe eigenaar was Aalt Willem van Holthe tot de Oldengaerde. Hij liet het in 1832 afbreken.
Volgens Bos was Batinge oorspronkelijk een allodiale havezate. De eigenaar, Hendrik van Ansen, zou het in 1353 aan de bisschop van Utrecht overgedragen hebben en ontving het weer van hem in leen terug. Volgens de eerste vermelding echter, die tussen 1298 en 1304 plaatsvond, kreeg de proosdij van St. Pieter in Utrecht in die tijd inkomsten uit 'Battingehus', en in dat geval is het niet waarschijnlijk dat Batinge allodiaal bezit was. Hoe het ook zij, in 1353 was de havezate in handen van Hendrick van Ansen. Het is overigens onbekend wie Hendrick was, aangezien hij verder nergens wordt genoemd. In 1354 trouwde Hedwig van Ansen met Johan de Vos van Goer (genoemd Van Steenwijk) en kreeg Batinge mee in haar huwelijk. In 1484 overleed Coenraad de Vos van Steenwijk en ging Batinge naar zijn dochter Anna. Zij verkocht het in 1495 aan haar oom Hendrick de Vos van Steenwijk. Diens zoon Hendrick verkocht het in 1509 aan George Schenck van Toutenburg, de echtgenoot van Anna, zodat Batinge weer in handen van haar familie kwam. Bij de dood van Anna in 1521 erfde haar zoon Frederik het huis Batinge, maar hij droeg het over aan zijn vader. Bij de dood van George ging het over naar Carel, een zoon uit zijn tweede huwelijk. Die had echter geen kinderen, zodat Frederik in 1571 alsnog Batinge erfde. Bij diens dood in 1580 ontstond ruzie tussen zijn erfgenamen om Batinge. Uiteindelijk werd het toegewezen aan Joachim van den Boetzelaer tot Toutenburg. Johan van den Clooster tot de Havixhorst, een kleinzoon van Hendrick de Vos van Steenwijk, vond echter dat hij ook recht op Batinge had, en veroverde het. Pas in 1601 werd hij eruit verdreven. Rutger van den Boetzelaer erfde Batinge in 1622, en liet het verbouwen. In 1668 liet hij het na aan zijn neef Joost Rudolph, hoewel die langdurige processen moest voeren om het daadwerkelijk in bezit te krijgen. Wegens schulden moest hij het in 1685 verkopen aan Elbert Anthonie van Pallandt. Vanaf 1686 werd er door hem opnieuw verbouwd.Na de dood van zijn vrouw in 1721 ging Batinge naar de broer van de weduwe, Elbert Anthonie Gerard baron van Heeckeren. In 1735 liet hij het na aan zijn neef Adolph Jacob van Heeckeren tot Nettelhorst. In 1830 werd het huis geveild; de nieuwe eigenaar was Aalt Willem van Holthe tot de Oldengaerde. Hij liet het in 1832 afbreken.
Bouwgeschiedenis
De eerste keer dat Batinge genoemd wordt, is in een overzicht van de inkomsten van de proosdij van St. Pieter te Utrecht, gedateerd tussen 1298 en 1304. Het wordt dan omschreven als 'Battingehus'. Of er toen als sprake was van een versterkt huis, is onduidelijk: het gebruik van 'hus' in de naam hoeft niet te duiden op een versterkt huis, maar kan ook betrekking hebben op een boerderij. Voor 1381 lijkt er toch een huis te zijn gebouwd, want in dat jaar wordt in de bisschoppelijke rekeningen een toren genoemd, en in 1495 is er spraken van het 'huis te Batinge met de berchvrede' (Braak 1987, p. 37). Deze toren stond op de hoek van het hoofdgebouw. George Schenck van Toutenburg versterkte Batinge in 1509 met wallen, een slotgracht aan 3 kanten van het kasteel en een ophaalbrug. In 1527 werd het kasteel verbrand door de Gelderse troepen, maar het werd door Toutenburg hersteld. In 1644 werd Batinge verbouwd door Rutger van den Boetzelaer. Haaks op het huis werd een zijvleugel gebouwd met op de aansluiting van beide bouwdelen een kleine achthoekige traptoren. Ook liet hij een bouwhuis neerzetten, de voorplaats veranderen, de gracht aan de achterzijde verleggen en tuinen aanleggen. In 1685 werd een zaal op de tweede verdieping omgebouwd tot slotkapel, die in gebruik was bij Franse Hugenoten. Vanaf 1686 werd er door Elbert Anthonie van Pallandt opnieuw verbouwd. Waarschijnlijk liet hij de tweede zijvleugel bouwen, zodat het huis twee ondiepe zijvleugels had met aan de achterzijde een achthoekig torentje ter plaatse van de aansluiting van de linker zijvleugel op het hoofdhuis. De zijvleugels waren twee traveeën breed en vier diep. Ze waren iets lager dan de hoofdvleugels. De hoofdvleugel was nu negen traveeën breed. Het had een middenrisaliet met een fronton en een stoep, versierd met pilasters. Er werden stenen ornamenten in de voor- en achtergevel aangebracht. Het huis had nu drie verdiepingen boven de gewelfde kelders. De eerste twee verdiepingen telden samen 36 kamers. Er waren twee bouwhuizen, beide met twee verdiepingen. Ook deze hadden een middenrisaliet met fronton, en gewelfde kelders. Om het hoofdgebouw en de bouwhuizen lag een brede gracht. Voor het hoofdgebouw lag een achthoekige vijver. Er kwam een dam in plaats van een ophaalbrug naar het kasteel. De tuin werd aangelegd in Hollandsclassicistische stijl. In 1832 werd het huis afgebroken. Alleen een bouwhuis bleef bestaan; dit werd omgebouwd tot een boerderij die er nu nog staat.
De eerste keer dat Batinge genoemd wordt, is in een overzicht van de inkomsten van de proosdij van St. Pieter te Utrecht, gedateerd tussen 1298 en 1304. Het wordt dan omschreven als 'Battingehus'. Of er toen als sprake was van een versterkt huis, is onduidelijk: het gebruik van 'hus' in de naam hoeft niet te duiden op een versterkt huis, maar kan ook betrekking hebben op een boerderij. Voor 1381 lijkt er toch een huis te zijn gebouwd, want in dat jaar wordt in de bisschoppelijke rekeningen een toren genoemd, en in 1495 is er spraken van het 'huis te Batinge met de berchvrede' (Braak 1987, p. 37). Deze toren stond op de hoek van het hoofdgebouw. George Schenck van Toutenburg versterkte Batinge in 1509 met wallen, een slotgracht aan 3 kanten van het kasteel en een ophaalbrug. In 1527 werd het kasteel verbrand door de Gelderse troepen, maar het werd door Toutenburg hersteld. In 1644 werd Batinge verbouwd door Rutger van den Boetzelaer. Haaks op het huis werd een zijvleugel gebouwd met op de aansluiting van beide bouwdelen een kleine achthoekige traptoren. Ook liet hij een bouwhuis neerzetten, de voorplaats veranderen, de gracht aan de achterzijde verleggen en tuinen aanleggen. In 1685 werd een zaal op de tweede verdieping omgebouwd tot slotkapel, die in gebruik was bij Franse Hugenoten. Vanaf 1686 werd er door Elbert Anthonie van Pallandt opnieuw verbouwd. Waarschijnlijk liet hij de tweede zijvleugel bouwen, zodat het huis twee ondiepe zijvleugels had met aan de achterzijde een achthoekig torentje ter plaatse van de aansluiting van de linker zijvleugel op het hoofdhuis. De zijvleugels waren twee traveeën breed en vier diep. Ze waren iets lager dan de hoofdvleugels. De hoofdvleugel was nu negen traveeën breed. Het had een middenrisaliet met een fronton en een stoep, versierd met pilasters. Er werden stenen ornamenten in de voor- en achtergevel aangebracht. Het huis had nu drie verdiepingen boven de gewelfde kelders. De eerste twee verdiepingen telden samen 36 kamers. Er waren twee bouwhuizen, beide met twee verdiepingen. Ook deze hadden een middenrisaliet met fronton, en gewelfde kelders. Om het hoofdgebouw en de bouwhuizen lag een brede gracht. Voor het hoofdgebouw lag een achthoekige vijver. Er kwam een dam in plaats van een ophaalbrug naar het kasteel. De tuin werd aangelegd in Hollandsclassicistische stijl. In 1832 werd het huis afgebroken. Alleen een bouwhuis bleef bestaan; dit werd omgebouwd tot een boerderij die er nu nog staat.
Afbeeldingen
-Batinge in vogelvlucht, 18e eeuw. Rijksarchief Drente, Huisarchief Batinge, kaart 81A. Afgebeeld in: Bos 1989, 150. -Geaquarelleerde pentekening van de voorzijde van Batinge door Cornelis Pronk, 1732. Drents Museum, Assen, nr. 1890-4. Afgebeeld in: Bos 1989, 152. -Pentekeningen van de voor- en achterzijde van Batinge door C. Pronk, 1732. Rijksprentenkabinet, Amsterdam, schetsboek IV, fol. 46, 48 en 49. Afgebeeld in: Bos 1989, 152. -Aquarel van de voorzijde van Batinge, 18e eeuw, Drents Museum, Assen. Afgebeeld in: Bos 1989, 154.
-Batinge in vogelvlucht, 18e eeuw. Rijksarchief Drente, Huisarchief Batinge, kaart 81A. Afgebeeld in: Bos 1989, 150. -Geaquarelleerde pentekening van de voorzijde van Batinge door Cornelis Pronk, 1732. Drents Museum, Assen, nr. 1890-4. Afgebeeld in: Bos 1989, 152. -Pentekeningen van de voor- en achterzijde van Batinge door C. Pronk, 1732. Rijksprentenkabinet, Amsterdam, schetsboek IV, fol. 46, 48 en 49. Afgebeeld in: Bos 1989, 152. -Aquarel van de voorzijde van Batinge, 18e eeuw, Drents Museum, Assen. Afgebeeld in: Bos 1989, 154.
Bronnen
Literatuur
-Beelaerts van Blokland, W. A., 'De afstamming van het geslacht De Vos van Steenwijk', in: De Nederlandsche Leeuw 34 (1916) 1-5.-Bierens de Haan, J. C., 1994, Rosendael, groen hemeltjen op aerd. Zutphen, 78.-Blok P. J., e.a., 1896, Oorkondenboek van Groningen en Drente I. Groningen, nr. 199.-Bos, J., F. J. Hulst & P. Brood, 1989, Huizen van stand. Geschiedenis van de Drentse havezaten en andere herenhuizen en hun bewoners. Assen, 145-156.-Braake, G. ter, 1985, Drentse havezaten. Meppel, 12, 34-39.-Brood, P., 1979, Vier Drentse huisarchieven. Assen, 3-22.-Gevers, A. J. & A. J. Mensema, 1985, Over de hobbelde bobbelde heyde. Andries Schoemaker, Cornelis Pronk en Abraham de Haen op reis door Overijssel, Drente en Friesland in 1732. Alphen a/d Rijn.-Groot, J. de, 'Nieuwe gezichtspunten aangaande de oorsprong van het geslacht De Vos van Steenwijk', in De Nederlandsche Leeuw 55 (1937) 385-396 en 427-439.-Joosting, J. G. C., 1910, Het huisarchief van Batinge. Leiden.-Keverling Buisman, F., 'Aanvulling op het 'Drentse' Oorkondenboek I', in: Nieuwe Drentse volksalmanak (1980) nr. 10.-Leeuw, E. de, 'Groen hemeltjen op aerd. Tuinstijlen in Dwingeloo', in: Ons waardeel 17:4 (1997) 1-11, aldaar 3-4. -Roemeling, O. D. J., 'Enkele adellijke geslachten in Drenthe in de Middeleeuwen I', in: De Nederlandsche Leeuw 90 (1973) 238-298.-Roemeling, O. D. J., 'Enkele adellijke geslachten in Drenthe in de Middeleeuwen II', in: De Nederlandsche Leeuw 94 (1977) 225-260, aldaar 229-232.-Schneiders, M., Gemelioreert, 1996, verbetert ende vertimmert. Bouwactiviteiten van het Overijssels adellijke geslacht Van Haersolte/Van Pallandt in de 17e eeuw. Zwolle, 61-70. [Scriptie aanwezig in de bibliotheek van RDMZ].-Westra van Holthe, J., 'Havezathen in Drenthe', in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 19(1957), 171-191, aldaar 177-178.
-Beelaerts van Blokland, W. A., 'De afstamming van het geslacht De Vos van Steenwijk', in: De Nederlandsche Leeuw 34 (1916) 1-5.-Bierens de Haan, J. C., 1994, Rosendael, groen hemeltjen op aerd. Zutphen, 78.-Blok P. J., e.a., 1896, Oorkondenboek van Groningen en Drente I. Groningen, nr. 199.-Bos, J., F. J. Hulst & P. Brood, 1989, Huizen van stand. Geschiedenis van de Drentse havezaten en andere herenhuizen en hun bewoners. Assen, 145-156.-Braake, G. ter, 1985, Drentse havezaten. Meppel, 12, 34-39.-Brood, P., 1979, Vier Drentse huisarchieven. Assen, 3-22.-Gevers, A. J. & A. J. Mensema, 1985, Over de hobbelde bobbelde heyde. Andries Schoemaker, Cornelis Pronk en Abraham de Haen op reis door Overijssel, Drente en Friesland in 1732. Alphen a/d Rijn.-Groot, J. de, 'Nieuwe gezichtspunten aangaande de oorsprong van het geslacht De Vos van Steenwijk', in De Nederlandsche Leeuw 55 (1937) 385-396 en 427-439.-Joosting, J. G. C., 1910, Het huisarchief van Batinge. Leiden.-Keverling Buisman, F., 'Aanvulling op het 'Drentse' Oorkondenboek I', in: Nieuwe Drentse volksalmanak (1980) nr. 10.-Leeuw, E. de, 'Groen hemeltjen op aerd. Tuinstijlen in Dwingeloo', in: Ons waardeel 17:4 (1997) 1-11, aldaar 3-4. -Roemeling, O. D. J., 'Enkele adellijke geslachten in Drenthe in de Middeleeuwen I', in: De Nederlandsche Leeuw 90 (1973) 238-298.-Roemeling, O. D. J., 'Enkele adellijke geslachten in Drenthe in de Middeleeuwen II', in: De Nederlandsche Leeuw 94 (1977) 225-260, aldaar 229-232.-Schneiders, M., Gemelioreert, 1996, verbetert ende vertimmert. Bouwactiviteiten van het Overijssels adellijke geslacht Van Haersolte/Van Pallandt in de 17e eeuw. Zwolle, 61-70. [Scriptie aanwezig in de bibliotheek van RDMZ].-Westra van Holthe, J., 'Havezathen in Drenthe', in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 19(1957), 171-191, aldaar 177-178.
Documentatie
-Situatieschets van Batinge en Entinge. Afgebeeld in: De Leeuw 1997, 3.-Situatietekening volgens de kadastrale minuut van 1832. Afgebeeld in: Bos 1989, 155.
-Situatieschets van Batinge en Entinge. Afgebeeld in: De Leeuw 1997, 3.-Situatietekening volgens de kadastrale minuut van 1832. Afgebeeld in: Bos 1989, 155.
Bescherming gebouw
Status:
Status:
Bescherming terrein
Status:
Status:
Bestemming
Bestemmingsplan: J
Bestemming:
Bestemmingsplan: J
Bestemming:
Auteur en datum
Auteur: Saskia Roselaar
Beschrijving gemaakt: 16-4-2003
Auteur: Saskia Roselaar
Beschrijving gemaakt: 16-4-2003
Bouwhistorisch onderzoek RCE
Archeologisch onderzoek RCE
Overig onderzoek
Opgraving door de prof. dr. J.G.N. Renaud, 1968.
Opgraving door de prof. dr. J.G.N. Renaud, 1968.
Geomorfologische codering
Bodemkundige codering
Basisregistratie - er zijn in ieder geval gegevens over naam en locatie van het object, en verwijzingen naar de beschikbare afbeeldingen, literatuur, documentatie en bronnen. Aan de hand van deze informatie kan eenieder die geïnteresseerd is zich gaan verdiepen in het desbetreffende kasteel. Het is de bedoeling dat deze basisregistratie-beschrijvingen in de toekomst tot volwaardige beschrijvingen worden uitgebreid.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.
In bewerking - de beschrijvingen zijn veelal voorzien van meer uitgebreide informatie over de geschiedenis en bouwgeschiedenis van het kasteel. Deze beschrijvingen zijn echter nog niet door de wetenschappelijke redactie van het Kastelenlexicon gezien, of moeten nog bijgewerkt worden naar aanleiding van redactie-opmerkingen.
Volledig - deze beschrijvingen zijn door de redactie gezien en goedgekeurd.